DUS 1
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Reageer als eerste!
Enkel het esthetische maakt het mij mogelijk op een bewuste manier een eenheid te beleven die normaal juist door het ontwaken van het bewustzijn ongedaan werd gemaakt.
Enkel het esthetische maakt het mij mogelijk op een bewuste manier een eenheid te beleven die normaal juist door het ontwaken van het bewustzijn ongedaan werd gemaakt.
Kunstenaar!! Produceert als vrij en bewust individu, maar productie eindigt in het onbewuste.
Hij is gedreven door een noodzaak die bewuste wil te boven gaat. Het uiteindelijke product verschijnt als een gunst van een hogere natuur.
-> vrijheid van kunstenaar gedragen door vreemde macht, onafhankelijk van hem of tégenin zijn vrijheid.
Deze macht = eenheid tussen bewust en onbewust, én valt samen met vrijheid van subject.
Dit samenvallen schenkt ‘oneindige bevrediging’.
IK van werkzaamheid bewust -> geen eenheid, wél scheiding. Eenheid -> geen ik om er zich bewust van te zijn.
eenheid tussen duistere natuurkracht en een bewust subject. Deze gaat verloren bij het object worden van een begrippelijk weten.
-> het gebouw waarop de kennis rust nooit kunnen achterhalen. De filosofie is niet op eigen kracht in staat de oereenheid tussen onbewuste activiteit en bewustzijn (tussen natuur en vrijheid) te begrijpen. -> -> De kunst nodig!!
Deze kan eenheid op symbolische manier voorstellen, de onobjectiveerbare eenheid toch in een eindig object laten verschijnen.
Alweer Kantiaanse problematiek omtrent de gekende dualiteit. Natuur ! ! ! ! en vrijheid worden bij Schiller hierin ‘onbewuste zelfproductie en bewuste reflectie’. Romantiek = er moet een subject in de natuur aan het werk zijn.
De natuur is een zichtbaar geworden geest die van buiten gezien slechts blind en onbewust werkzaam is.
Het bewustzijn van het ik is innerlijk en nergens objectief af te lezen.
Een activiteit enerzijds en een reflectie daarop anderzijds.
-> In strijd met zichzelf
-> -> Als er een intellectuele aanschouwing bestaat, eentje waarbij de oneindige productiviteit van het IK zichzelf beschouwt zonder de eenheid met zichzelf te verliezen, dan kan die beschouwing* enkel onbewust zijn. (*contemplatie in het Hoens)
-> De eenheid tussen sub en ob = een IK (een instantie die er voor zichzelf is).
-> -> een puur bewustzijn, subject dat zichzelf produceert (theorie en praxis (fancy woord voor praktijk) zijn bij Schelling verstrengeld.)
(= eenheid tussen object en subject) = grond van alle kennis.
-> ! Er moet iets van een oorspronkelijke identiteit zijn tussen het subjectieve en het objectieve.
Deze identiteit is een oergrond die aan elke begrensde (en daardoor er niet door te begrijpen) , gearticuleerde voorstelling voorafgaat.
Kunst is het hoogste!! De filosofie van de kunst is de meest eigenlijke metafysica!!
-> Door het medium van de kunst leert de filosofie het absolute kennen.
-> -> Filosofie is écht als zij esthetica is.
schone verloor vanzelfsprekendheid -> getekend door ‘subliem’ moment van verscheurdheid
-> geen voorafspiegeling van toekomstig ideaal, maar verschijning van dat ideaal in zijn eeuwige onvervuldheid.
-> -> -> ervaring bij uitstek van de mens die leeft in een tussentijd, eentje die effie niet als gebrekking ervaren wordt.
overstijgen van Kants dualisme = FAIL. Wél een utopische dimensie: verzoening in een wereld die verscheurd blijft
-> compensatorische rol van kunst.
Een voorzichtig avant-gardistisch utopische. In het est. spel is de mens niets en getuigt juist daarom van zijn vermogen een ideale mens te worden in een ideale gemeenschap.
->wordt moreel en maatschappelijk niet gerealiseerd.
heeft zo’n utopische belofte ook een écht constructief effect? Schiller zegt dat de kunst zelf ons niets kan verzekeren.
We moeten een moreel-pol. werking van de kunst verwachten, maar niet dat ze deze ook tot doel stelt.
-> esthetische utopie van Schiller = verlangen naar vooruitgang (géén vooruitgangsgeloof!)
de nutteloosheid van kunst heeft tot op vandaag betekenis. (zie kunstsubsidies)
Kunstenaar = vrije, ‘gebildete’ mens = bewerkt en geeft zelf vorm = transformeert wat hij ondergaat tot vormen = eigenlijk niets creëren, enkel de schijn van het vermogen daartoe.
-> oorsprong avant-garde? <- vrije kunstenaar in nog onvrije maatschappij, ‘voor-schijn’ van harmonie