Het klassiek managementperspectief
- Gepubliceerd in Boekhouden
- Lees 2758 keer
- Situering in de tijd
Ontstaan in het begin van de 20ste eeuw. Heropleving in de jaren 50 en vanaf midden jaren 80 tot nu. De huidige strekking wordt ook de planmatige, normatieve, neoklassieke of rationele benadering genoemd. De pioniers waren mensen met een technische achtergrond (ingenieurs).
2 hoofdrichtingen:
1) Wetenschappelijk management: focus op productieonderneming =Taylor en de Gilbreth’s
2) Klassieke organisatietheorie gaat over alle soorten organisaties = Fayol & Weber
- Algemene kenmerken
Het is een mechanistische benadering: organisatie als machine. Formele regels worden voorgeschreven, opgelegd, gecontroleerd en dus automatisch uitgevoerd. Dit mens-machinebeeld vereist enkele
basisveronderstellingen.
1) De mens is een rationeel wezen die denkt en handelt op basis van rationele criteria. Beslissingen resulteren altijd in één beste oplossing.
2) Mensen dezelfde eigenbelangen nastreven. Iedereen streeft hetzelfde ‘beste’ of ‘meeste’ na.
De strekking is zeer normatief, omdat er maar 1 beste oplossing is. De logica van
de mensen moet onderzocht worden, en de inzichten geperfectioneerd.
“Time and Motion”- studies bestudeerden welke handelingen de arbeiders
deden, en hoe dit geperfectioneerd kon worden om hun job zo efficiënt en snel
mogelijk te doen.
Taylor en Fayol stelden lijsten met regels op, die samen tevatten zijn in enkele richtlijnen.
1) Training, selectie en taakverdeling zorgen voor meer efficiëntie. Het management moet het productieproces ondersteunen en verbeteren op basis van wetenschappelijke principes. Hiervoor moeten ze goed samenwerken met de arbeiders. Compensatie in functie van prestaties.
2) Fayol hecht ook veel belang aan centralisatie, harmonisatie. In deze regels zijn de managementfuncties te herkennen.
Weber paste dergelijke principes toe op grote en overheidsorganisaties. Hij
stelde richtlijnen op met betrekking tot de bureaucratische organisatie, die volgens hem het meest efficiënt en effectief was. Hier is een ver doorgedreven taakverdeling, om specialisatie te bevorderen. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn goed afgebakend. De bevelstructuur is sterk hiërarchisch en er moeten veel regels en procedures gevolgd worden.
- Bijzondere aandachtspunten
1) Plannen: Doelen van de organisatie (de werking) staan centraal, en
zijn duidelijk omschreven, om duidelijke functies en verantwoordelijkheden te krijgen. Het verbeteren van de werking en de efficiëntie is het hoogste doel
2) Organiseren: Formele structuur, ver doorgedreven taakspecialisatie.
Coördineren via regels en directe supervisie. De bureaucratische structuur geldt als de meest efficiënte.
3) Leiding geven: Een eenduidige, autoritaire leiderschapsstijl geldt als de
meest efficiënte en effectieve.
4) Controleren: Radicale en strikte controles, met een mechanistisch,
ingenieurachtig karakter.
5) Belangenconflicten en sociale harmonie: Deze strekking is ontstaan
tijdens de sociale strijd tussen werknemers en werkgevers, met ideeën
van klassentegenstellingen. Naast efficiënt zijn moeten bedrijven ook
zorgen voor harmonisatie van de klassen in functie van de industrie. Zo
moeten werknemers eerlijk vergoed worden naar prestatie. Dit
ideaalbeeld is nooit bereikt, door gebrek aan creatieve arbeid, verlies
van motivatie en dergelijke.
6) Fordisme: de concrete toepassing van de Tayloristische principes en het
lopende band principe. Harmonisatie door het betalen van hoge lonen.
Hij weerde wel werknemersorganisaties, en het te hoge tempo, werkdruk
en afstompend karakter zorgde voor verzet van de werknemers.
Tekst Ford p 100 en video.