Menu

Semiotiek

·De benadering van Saussure was zeer vruchtbaar. Opkomst van een algemene tekenleer (semiologie, semiotiek) Veel aspecten van het dagelijks leven (niet alleen van hoge kunst, maar ook van films, reclame enzovoorts) worden opgevat als uitdrukking van tekensystemen, van onderliggende structuren, van culturele conventies.

·Roland Barthes: je moet een tekst niet lezen als een product van een auteur met bedoelingen, maar als uitdrukking van een onbewust systeem van culturele conventies. Het teken in figuur 1 kan op één niveau staan voor ‘eikenboom’ en op een hoger niveau voor standvastigheid, kracht, traditie enzovoorts.

·De semiotiek breekt met het ‘Verstehen’ als methode, met de humanistische gedachte dat de mens oorsprong van betekenis is: leidt tot slogans als ‘de dood van het subject’, ‘de dood van de auteur’.

·De analyse van culturele conventies waarvan men niet bewust is, kan een maatschappijkritische of ontmaskerende functie hebben. Zo’n analyse wijst op onbewuste vooroordelen (mythologieën: stereotypen die bepaalde culturele gegevens voorstelt als natuurlijk).

Lees meer...

Demografische modellen

tot spanningen door:
1. Het voedselareaal
2. De opbrengst per hectare
8
Want: de productie stijgt trager dan de bevolking, wat leidt tot crisissen, perioden van (natuurlijke) op- en neergang in de economie: Two-phase movement. De fasen zijn langetermijnfasen (minimum 30 jaar) en ze volgen elkaar op, behalve wanneer men bewust ingrijpt = preventive checks.
Thomas Malthus: productiefactoren zijn schaars en de bevolking groeit natuurlijk.
Wilhelm Abel (begin 20ste eeuw) heeft er de prijzengeschiedenis aan gekoppeld: prijzen en lonen zijn ook afhankelijk van menselijk evolutie.
David Ricardo legde het belang van marginale productiekosten bij: de kosten van het laatst geproduceerde product in het productieproces. Iets dat je honderd keer produceert, wordt goedkoper aangezien je het materiaal meerdere keren kan gebruiken. Bij grond echter gebruikt men eerst de beste gronden. Hij stelt dat als de bevolking groeit, de normale goede landbouwgronden niet meer zullen voldoen om de bevolking in de basisbehoeften te voorzien. Men zal zich daarom verplicht moeten wenden tot minder bruikbare gronden, die duurder waren aangezien met eerst de grond bruikbaar moest maken. Hierdoor stijgen de prijzen en kan een crisis ontstaan.
Twee fasen:
A-fase: de eerste stimulans is een stijging van de bevolking.
B-fase: de eerste stimulans is een daling van de bevolking.
A-fase: de productie stijgt: meer gronden, meer arbeid, maar trager.
B-fase: de productie daalt.
A-fase: de productie per hoofd zal uiteindelijk dalen. De bedrijfsgrootte daalt en de bevolking stijgt. De gronden en dergelijke worden verdeeld (schaars goed): splitsen van het areaal (onder familieleden).Productiekosten gaan stijgen op het einde van de A-fase want de arbeidsproductiviteit (opbrengst per oppervlakte-eenheid per tijdseenheid) zal achteruitgaan .Men gaat met meer en meer mensen op kleinere oppervlakte werken. De kosten zullen stijgen (arbeiders worden duurder).
De prijzen en kosten stijgen. De spanning vraag-aanbod stijgt. Door een overschot aan arbeid dalen de reële lonen. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen reële en nominale lonen:
- reële lonen: houden rekening met inflatie. Het is gelijk aan het nominale loon uitgedrukt in consumptiegoederen (graan, brood).
Broodprijzen bepalen alle andere prijzen tot in de 19de eeuw. De prijzen stijgen lichtjes of blijven stabiel voor de luxeproducten, terwijl de prijzen voor basisproducten vlugger stijgen. Men kan dus spreken van schaarbewegingen: tegengestelde bewegingen binnen een fase.
B-fase: de prijzen dalen, de reële lonen stijgen, etc. (omgekeerde beweging van de A-fase).
Volgens de theorie kom je automatisch van een A-fase in een B-fase en andersom. De evoluties binnen één fase zorgen voor spanningen: voor een groot deel van de bevolking gaat op het einde van de A-fase de levensstandaard achteruit. Hierdoor krijgt men een zwakkere bevolking en komt men in een B-fase terecht.
Malthus sprak van een positive check (crisissen, ziekte, honger, etc.) en van een preventive check: kunstmatige afremming van de bevolkingsgroei (door later te huwen en dergelijke). In de praktijk was er wel afremming, maar geen daling (nooit gerealiseerd).
Enkele Neo-Malthusianen: George Duby (Annales-school, mentaliteitsgeschiedenis), Michael Pastan, Herman van der Wee (prof. economie in Leuven) en Emanuel Le Roy Ladurie.
De langstgekende A-fase start in de 9de eeuw, versnelt in de 12de eeuw en bereikt een hoogtepunt in/rond 1300. De 14de-15de eeuw wordt gekenmerkt door een B-fase tot ongeveer 1500. In de 16de eeuw, ook wel de “Welvarende 16de eeuw” genoemd, loopt een A-fase tot de godsdienstoorlogen. De 17de eeuw is er een B-fase, met uitzondering van de Noordelijke Nederlanden (“Gouden Eeuw”). Midden 18de eeuw krijgen we opnieuw een A-fase, op het einde van de 18de eeuw afgewisseld door een B-fase. De 19de eeuw is er opnieuw een A-fase, tot het midden van de 19de eeuw wanneer we opnieuw een B-fase hebben door de aardappelcrisis. In de jaren ’30 is er een overproductiecrisis. Al deze vermoedens zijn gebaseerd op indirecte gegevens, aangezien het BNP pas bekend is vanaf de 19de eeuw.

Lees meer...

Aristocratie.

‘macht van de beste burger’.
Bij een rurale economie bestaat de elite vnl. Uit grootgrondbezitters.
MAAR : De Grieks-Romeinse aristocratie was een stedelijke elite:
o Men woonde verplicht in de stad.
o Een persoon zijn status kwam overeen met diens positie in de stedelijke instellingen en
rijksinstellingen.
o Alle belangrijke monumenten zijn dan ook terug te vinden in de kernstad.
o Als raadslid hoorde je een residentie te hebben in de kernstad.
o ‘status expenditure’ vnl. in steden : je bent wat je uitgeeft.
o Politieke functies: enkel voor de hoogste census-klassen.
verplichte ‘vrijgevigheid’ voor rijken, raadsleden en magistraten (liturgieën / ‘munera’).
o Bv. Herstel theater.
o Bv. Spelen.
Keizertijd: erkenning de iure:
o ‘honestiores’ senatoren, ridders, stadsraadsleden (‘ordo decurionum’) en hun familie,
veteranen.
· Nooit lijfstraffen.
· Verbannen in plaats van de doodstraf.
o ‘humiliores’: de rest.
Sociale stratificatie aristocratie:
o Relatief open :
 enige formele vereisten: burgerrecht + vrijgeboren
 Vermogen (je kunt rijker worden)
 Enkel mannen mogen openbare functies bekleden, MAAR ook vrouwen kunnen
statuspositie bekleden.
· Door vrouw van/moeder van te zijn.
· Door het priesterschap.
· Door schenkingen te doen.
o Informele criteria :
 Opleiding (vnl. retoriek en letteren)
 Afkomst (aanzien ~ familie)
 Talent (noodzakelijk voor verkiezingen)
 …
Ideaalbeeld aristocraat: scoort hoog op alle criteria (rijk, van goede familie, gecultiveerd,
talentrijk, lid van stadsraad, …)
In de praktijk : veel ‘status dissonance’ (hoge score op één of enkele criteria, lage score op
andere criteria)
o Bv. rijke vrijgelatenen, keizerlijke slaven (familia caesaris), …

Lees meer...

Morris, B.

Morris Pappé en Schlaim, de 3 bekendste ‘new historians’ die zich nooit echt op een school hebben gevormd, hebben een zeer felle polemiek ontketend. Ze doorprikten met hun minutieuze, bijna positivistische analyse ‘wie es gewesen est’ van de concrete omstandigheden waarmee de joodse staat ten koste van de Palestijnse bewoners gevestigd werd, een aantal stichtingsmythes o ver Israël. De ondergroeven de pose van het in vergelijking met zijn Arabische buren moreel superieure land die Israël graag tegenover de buitenwereld aanneemt.

Lees meer...

WOII

- Duitsers annexeren westen van Polen

  • § Polen uit Duitsland naar west-Polen

- Russen annexeren oosten van Polen en Baltische staten

  • § 2 miljoen polen uit Oost-Polen naar Siberië gedeporteerd
  • § Vervangen door Russen en Oekraïners

- Vele Duitsers uit Baltische staten terug naar Duitsland

Na WOII:

- Polen verschuift na Yalta en Potsdam 200km westwaarts

- Duitsers uit Oost-Europa trekken naar Duitsland

- Polen trekken naar het nieuwe “poolse” deel in het Westen

- Polen uit Oekraïne trekken naar Polen

- Oekraïners en andere niet-Russische minderheden gedeporteerd naar Siberië

- DUS:

  • § Duitsers van Oost-Europa naar Duitsland
  • § Polen en Russen trekken westwaarts

Het Atlantische bondgenootschap

- 1949: °NAVO (Noord-Atlantische Vredesorganisatie)

  • § Militaire regelingen voor VSA en West-Europa
  • § Een aanval op een land betekent een aanval op alle landen
  • § Westers schild tegen de SU

- Truman Doctrine, Marshall-plan (cf. infra) en NAVO

  • § Westerse reactie tegen een potentiële Sovjet-expansie

- Werd door de SU als “aanvallend” beschouwd

- SU reageert

  • § 1949: ° Comecon (Raad voor wederkerige economische hulp) (tegenhanger Marshall-plan)
  • § 1955: ° Warschaupact (tegenhanger NAVO)

- Tegen 1950: rust @ Europa

  • § SU had afgezien van hun claim op Turkije
  • § Joegoslavië had zich gescheiden van de SU (uit de Cominform)
  • § Griekenland was gestabiliseerd (royalisten/nationalisten waren “gewonnen”)
  • § De blokkade van Berlijn was opgehoffen

- Europa was wel verder verdeeld in Oost en West

  • § Europa (O en W)
  • § Duitsland (O en W)
  • § Berlijn (O en W)

Herstel van Japan

- Japan wordt bezet door de VSA (1945 – 1952) (olv generaal MacArthur)

- Politiek

  • § Keizer blijft maar krijgt enkel ceremoniële functie
  • § Nieuwe grondwet
  • § Parlementaire regering

- Militair

  • § Beperkt
  • § Geld dat vroeger voor het leger werd gebruikt -> nu in industriële investeringen

- Economisch

  • § Moet herstelbetalingen betalen aan Aziatische staten die geleden hadden onder Japanse aanvallen
  • § Snel herstel

 hulp van VSA

  • § Weinig arbeiders

 daardoor snelle en grootschalige mechanisering

 pionier in geavanceerde technologie

  • § 1950: zo goed als hersteld, grote economische kracht

- SU ziet de bezetting door de VSA als een bedreiging (perceptie)

Insluiting in Azië: de Koreaanse oorlog

- Korea zou onafhankelijk worden na WOII (afspraak VSA en SU)

  • § Sinds 1910 onder Japanse macht

- Maar in 1945: regeling

  • § SU mag tijdelijk het noorden bezetten
  • § VSA tijdelijk het zuiden

- Noord-Korea

  • § Satellietstaat van de SU
  • § Communistisch leider: Kim Il Sung
  • § Sterke militaire macht wordt uitgebouwd

- Zuid-Korea

  • § Financiële en militaire steun van de VSA (invloedssfeer VSA)

- 1947: verkiezingen in Zuid-Korea

  • § Anticommunistisch regime (olv president Syngman Rhee)

 Autocraat! (anticommunisme is niet per se democratie)

  • § Troepen van de VSA gaan weg
  • § Economische en militaire steun blijft

- SU trekt weg uit Noord-Korea

  • § Laat een communistische staat achter met een sterk leger

- Situatie in Azië in 1950

  • § Japan hersteld en aan de kant van VSA
  • § China in 1949: Communistisch! (Chinese Volksrepubliek olv Mao Zedong)

 1950: sluit akkoord met SU (defensieve doeleinden)

 SU ijvert om de Volksrepubliek in de VN op te nemen ipv Nationalistisch China

 Lukt niet

 SU boycot de Veiligheidsraad hierom

- Juni 1950: Noord-Korea valt Zuid-Korea binnen

  • § Onverwacht door zowel VSA als SU

 SU wist niets, dus de CIA die er spioneerde ook niet

  • § Noord-Korea was tegen de verwestering van Zuid-Korea
  • § VN Veiligheidsraad veroordeelt de inval + militaire tussenkomst

 de SU boycotte de raad, dus kon veto niet gebruiken (cf. supra)

  • § De SU steunt Noord-Korea militair

- De VSA dacht dat de inval van Noord-Korea door de SU was opgezet (perceptie)

  • § SU moest worden tegengehouden
  • § De “VN” intervenieert (vooral VSA) (olv MacArthur)

- Eerste fase (tot Chinese tussenkomst)

  • § VN-troepen verliezen veel gebied, tot bijna het uiterste zuiden
  • § September 1950: MacArthur valt Korea binnen via het westen
  • § Wint terrein tot over 38e breedtegraad en zelfs tot aan grens van China

- Tweede fase (tot terugroeping vrede in 1951)

  • § Mao reageert en stuurt een “vrijwilligersleger”
  • § Drijven de VN-troepen terug tot onder de 38e breedtegraad

- De strijdlijn blijft heen een weer schommelen

- MacArthur dwingt Chinese en Noord-Koreaanse troepen zich terug te trekken

- Vredesonderhandelingen en staakt-het-vuren vanaf 1951

- 1953: wapenstilstand

- Noord-Korea

  • § Communistische dictatuur

- Zuid-Korea

  • § Kapitalistische economie

- Gevolgen van de Koreaanse oorlog

  • § 3 à 4 miljoen doden (vooral Koreanen)
  • § VSA dringt aan op herbewapening van Duitsland

 1955: Bondsrepubliek Duitsland (Westen) komt bij de NAVO

  • § Containment politek van Truman blijkt te werken
  • § Versnelde vrede met Japan (1951), niet door SU getekend

- Dus de twee grote verliezers van WOII (Duitsland en Japan) waren opnieuw machtig!

Lees meer...

Financieel management (punt 21 tot)

Financieel management legt zich toe op de in-, door, -en uitstroom van financiële middelen. Het heeft tot doel te waken over de financiële gezondheid van de organisatie. Het middel geld staat centraal.

21.1 Activiteiten

  • Het aantrekken en inbrengen van financiële middelen
  • Het concreet aanwenden, gebruiken en besten van deze middelen
  • Het administratief bijhouden van ingebrachte en aangewende middelen
  • Het onderzoeken van de financiële gezondheidstoestand
  • Het maken van prognoses en schattingen inzake toekomstige geldstromen
  • Het organiseren van de financiële managementtaken
  • Het opvolgen en aanpassen van het financieel management

22. Technieken, instrumenten, richtlijnen en principes

Elke activiteit binnen financieel management hanteert zijn eigen technieken, instrumenten, richtlijnen en principes.

22.1 Het inbrengen en aanwenden van financiële middelen en geld

  • Thesauriebeheer: opvolging van alle ingaande en uitgaande geldstromen
  • Kasbeheer: opvolging van alle ingaande en uitgaande liquide middelen waarover de organisatie onmiddellijk kan beschikken
  • Debiteurenbeheer: opvolging van alle inkomende geldstromen vanwege schuldenaars
  • Voorraadbeheer: opvolging van de in –en uitstroom verbonden aan de aankoop en het verbruik van voorraden
  • Het financieel beheer van investeringsprojecten: opvolging van de in –en uitstroom verbonden aan de te realiseren en gerealiseerde investeringen

Er wordt vaak ook stilgestaan bij ethische en juridische richtlijnen, zoals corporate governance (duurzaamheid en deugdelijkheid van bestuur).

22.2 Het onderzoeken van de financiële gezondheidstoestand

Het onderzoek wordt gerealiseerd aan de hand van een financiële analyse, die onder verschillende vormen voorkomen:

  • Rentabiliteitsanalyses: nagaan in hoeverre de gemaakte investeringen voldoende opbrengsten genereren
  • Solvabiliteitsanalyses: nagaan in hoeverre de organisatie haar langetermijnschulden kan betalen
  • Liquiditeitsanalyses: nagaan in hoeverre haar dagelijkse, operationele kosten kan betalen met liquide middelen
  • De terugverdientijd van investeringen: nagaan in hoeverre hoe lang het duurt voor een welbepaalde investering is terugverdiend
  • De analyse van de waarde van aandelen: berekenen van de waarde en de vergoeding/opbrengst voor de aandeelhouders

22.3 Het maken van prognoses en schattingen inzake toekomstige geldstromen

Technieken en instrumenten om dergelijke prognoses te maken vallen onder de noemer van begrotingen en budgetteringen. Het gaat hier telkens om mogelijke of verwachte inkomsten.

23. Relevante basisvakgebieden

  • Psychologie
  • Economie
  • Recht
  • Wiskunde & statistiek
  • Technologie

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen