De geldbasismultiplicator
Hoe groter de toestroom van bankbriefjes in de commerciële banken, des te groter wordt de potentiële geldexpansie.
Om die reden noemt men het geheel van het chartaal geld in omloop, dus in handen van het publiek of van de banken, basisgeld = geldbasis.
In moderne banken worden reserves in de vorm van munten en bankbriefjes, maar ook in de vorm van deposito’s aangehouden. Die deposito’s worden als deel van het basisgeld beschouwd omdat ze ten allen tijde kunnen omgeruild worden tegen bankbriefjes.
De verhouding tussen de totale geldhoeveelheid en de hoeveelheid basisgeld = geldbasismultiplicator.
M = totale geldhoeveelheid (chartaal geld bij het publiek + zichtdeposito’s)
MB = totale hoeveelheid basisgeld bij het publiek en bij de banken
CP = Chartaal geld in handen van het publiek
D = Deposito’s bij de bank
het basisgeld, MB, is in het bezit hetzij van het publiek (CP), hetzij van de banken (R)
geldbasismultiplicator:
R/D = r is de kasreservecoëfficient van de banken
De uitdrukking CP/D = verhouding die het publiek wenst tussen het chartaal en het giraal geld dat het bezit.
Indien dus de centrale bank voor 1000 euro bijkomend chartaal geld in omloop brengt, zal bij een gewenste verhouding chartaal/giraal geld van het publiek ½ en een gewenste kasreservecoëfficient van de banken van 0,1 de totale geldhoeveelheid toenemen met 2,5 * 1000 euro = 2500 euro.
- Als CP/D lager is => zal de geldmultiplicator hoger zijn
- Als r lager is => zal de geldmultiplicator hoger zijn
- M is hoger als MB hoger is