Het evenwicht
De globale vraag naar arbeid = som van de vraag van alle ondernemingen
Het globale aanbod = som van het aanbod van alle gezinnen
In de vorige delen gingen we ervan uit dat de gezinnen en ondernemingen zich lieten leiden door de hoogte van het reële loon.
We voeren nu de onderstellingen in van volmaakte mededinging op de arbeidsmarkt: individuele gezinnen en ondernemingen hebben geen invloed op het reële loon, ze kunnen vrij toetreden tot of uittreden uit de arbeidsmarkt, ze beschikken over perfecte informatie over het reële loon en arbeid is een homogene dienst.
Het marktevenwicht ontstaat waar de marktvraag naar het marktaanbod van arbeid aan elkaar gelijk zijn.
(zie figuur p 442)
Naast het reële loon beïnvloeden ook andere variabelen de vraag naar en het aanbod van arbeid. Ze veroorzaken verschuivingen van de vraag- of aanbodcurve: toename van de bevolking, toename van het niet-arbeidsinkomen, wijzigingen in de kapitaalvoorraad en technologische vooruitgang, alsook bijdragen aan de sociale zekerheid en de belastingen.
iemand wordt werkloos beschouwd als: hij bekwaam en werkwillig is, naar werk zoekt, maar geen betrekking vindt bij het geldende marktloon.
Bij volmaakte mededinging op de arbeidsmarkt bestaat er dus geen werkloosheid. Wie toch nog in de werkloosheidsstatistieken voorkomt, is vrijwillig werkloos: wie niet bereid is om tegen het vigerende reële loon zijn arbeidsdiensten aan te bieden.
Onvrijwillige werkloosheid kan slecht optreden indien het reëel loon om 1 of andere reden boven het evenwichtsniveau komt te liggen.
Een evenwicht in de arbeidsmarkt gaat gepaard met een bepaald niveau van werkloosheid. We spreken dan van natuurlijke werkloosheid.