Open economie
wanneer we het buitenland er ook bij betrekken, moeten we ook rekening houden met de invoer Z en de uitvoer E
Y = C + I + G + E – Z
I + G + E – Z = S + T
S + (T – G) + (Z – E) = I
in een open economie kan ook het buitenland middelen ter beschikking stellen voor investeringen. Dat is het geval wanneer de invoer groter is dan de uitvoer. Het tekort op de handelsbalans (Z – E > 0) wordt dan gefinancierd door leningen uit het buitenland of, ruimer geformuleerd, door kapitaalinvoer. Bij een overschot op de handelsbalans (Z – E < 0) gebeurt het tegenovergestelde.
(S – I) + (T – G) = (E – Z)
Deze uitdrukking geeft het verband tussen de financiële overschotten (tekorten) van respectievelijk de private sector, de overheid en het buitenland.
- Indien de uitvoer groter is dan de invoer zal het saldo van de handelsbalans positief zijn en dan worden er leningen aan het buitenland toegestaan (=kapitaaluitvoer).
- Indien de invoer groter is dan de uitvoer moet het verschil worden gefinancierd door leningen uit het buitenland (=kapitaalinvoer).
In begin de jaren ’80 volstond in België het particuliere financieringsoverschot (S – I) niet langer om de oplopende begrotingstekorten te financieren. Het begrotingstekort werd bijgevolg gefinancierd door buitenlandse leningen met als keerzijde een tekort op de handelsbalans. Het gevolg was dat niet alleen de staatsschuld, maar ook de schuld tegenover het buitenland toenam.
Door een ommekeer in het beleid slaagde België erin zijn begrotingstekort geleidelijk te verminderen en een overschot te realiseren op zijn handelsbalans.