De kritiek op het sociale bestel
De mens wordt pas mens, wanneer hij/zij bewust en vrij gaat produceren = door arbeid. Alleen mensen plannen, ontwerpen, veranderen en ontwikkelen zich.
Marx schetst de rol van de arbeid in de ontwikkeling van de mensheid van de primitieve tijden tot vandaag:
(1) het primitieve communisme
→ het werk diende om de leden van de stam in leven te houden
→ alle voedsel moest meteen worden opgebruikt
→ geen tijd voor cultuur of wetenschap
→ primitief = technologie
→ communisme = omdat er geen enkele deling van arbeid of klassen was, gemeenschappelijk
(2) eerste gemeenschappen die meer produceren dan ze voor het directe gebruik nodig hebben
→ dankzij de ontwikkeling van de technologie
→ meerproductie (overschot)
→ betere planning, specialisatie, arbeidsdeling, controle over het werk van anderen
(3) ontstaan van handel
→ door ruil met andere stammen die ook overschot produceren
→ de controle over die handel maakt het mogelijk om een kleine groep vrij te stellen voor studie, cultuur, wetenschap, rituelen en administratie
→ een heersende klasse ontstaat die zowel de goederen als de ideeën controleert
Deze overgang van de ene maatschappij naar de andere hangt volgens Marx fundamenteel met de materiële voorwaarden samen. De verandering kan slechts echt zijn als ze ook materieel gefundeerd is.
Marx stelt de uitbouw van een democratische, socialistische maatschappij die berust op twee pijlers:
(1) politieke en economische democratie
(2) de productiemiddelen moeten in handen van de gemeenschap komen: afschaffing van het privé-bezit
→ strijd