DE MEETKUNDIG MODEL
=> gaat staan voor het ware denken. Ze bevat waarheden die empirisch wel geïllustreerd maar niet geverifieerd kunnen worden. Deze pogingen tot verificatie hebben ook totaal geen zin. (in realiteit kan men niet aantonen dat twee snijdende rechten elkaar oneindig ver niet nog eens snijden)
De begrippen van de meetkunde bestaan immers slechts als ideële begrippen en hun objectiviteit ligt in het feit dat zij geenszins tot de zintuigglijke werkelijkheid behoren.
Het gevolg van dit denken en deze ontwikkeling was dat er in de Westerse wereld totaaldenkers waren. Vb: Descartes, Aristotoles, Mill, Leibniz, Smith … De verwondering werd losgelaten op alle aspecten van het leven. Vaak waren zij wiskundigen, filosofen, … Die combinatie zorgde ervoor dat men naar objectiviteit evolueerde. Zo kan men filosofie bekijken als een boom waaraan alle takken van de wetenschap ontsproten.
Vandaag: Kan men zich vandaag de dag nog verwonderen?
Natuurlijk, elke dag kan je nadenken bij dingen die vanzelfsprekend of niet van zelfsprekend zijn. En ook vandaag de dag verwondert men zich nog, maar misschien alleen iets specifieker en gespecialiseerder.
Zo zijn bijv. meer dan 1000 boeken over bedrijfsethiek per jaar, terwijl vroeger een filosoof uniek was en beetje alles wist wat er te weten viel.
- Extra
Mythologie = Gesloten dialoog (Geen discussie mogelijk)
- Religie = Religieuze autoriteiten hebben het laatste woord (vb Inquisitie, …)
- Filosofie = Bevraagt vanzelfsprekendheden, biedt argumenten aan in discussies over politiek …
- Rede wordt een centraal element = Logocentrisme
- Leidt tot het ontstaan van de wetenschap