Emile Drukheim: de uitvinding van de solidariteit
Wouter Bos stelt: het neoliberalisme heeft ontwrichtend gewerkt als we naar de toegenomen maatschappelijke ongelijkheid kijken. In veel landen zijn de inkomensverschillen sterk toegenomen.
Vanaf 16e eeuw ging het ontstaan van een marktmaatschappij gepaard met nieuwe en onbegrepen tegenstellingen tussen rijk en arm. Theoretisch antwoord hierop: utopische, revolutionair marxisme. Praktisch antwoord: tegenstellingen tussen rijkdom en armoede enigszins verzachtten.
Engeland, 2e helft 19e eeuw: land uiteengevallen. Door kiesrechtuitbreiding en sociale hervormingen proberen rijk en arm, kapitalisten en arbeiders, weer in één natie te verenigen. -> door druk van vakbonden en angst voor verscherpte klassenstrijd. Daarom steeds meer verzorgingsarrangementen (arbeidsongeschiktheid, werkloosheidsverzekering etc.)
Eind 19e eeuw: Emile Durkheim (1858 – 1917) introduceert het begrip ‘solidariteit’. Daarmee plaatste hij zich tussen twee politieke uitersten:
Utopisch gerichte revolutionairen, die zeiden dat de klassenstrijd moest uitmondden in een nieuwe betere samenleving en het gaat om broederschap (totale harmonie en transparantie tussen mensen). Durkheim vond dit onhaalbaar en gevaarlijk.
Liberalen, die fel tegen elk ingrijpen vd staat mbt de gevolgen vd werking vd markteconomie zijn. Zij vinden problemen oplossen door privé-initiatief van vooral liefdadigheid. En liberalen verbonden zich met de conservatieven die een terugkeer naar verbanden vh gezin, de kerk en de kleine gemeenschap predikten.
Durkheim: mechanise vs. organische solidariteit:
- Mechanisch. In traditionele samenlevingen zijn de mensen niet sterk geïndividualiseerd, sterk in hun medemens inleven en vallen individueel –en groepsbelang op veel punten samen. Solidariteit door gelijkenis, verbondenheid is vanzelfsprekend.
Organisch. Gekenmerkt door moderne maatschappijen, door arbeidsindeling zijn mensen steeds meer als losse individuen van elkaar gaan onderscheiden. Toch nauw met elkaar verbonden -> het individu is een orgaan binnen het grote lichaam vd samenleving.
Grote probleem : feitelijke verbondenheid van mensen met elkaar in de praktijk niet als zodanig beleeft werd. Geen bewustzijn, geen bereidheid ernaar te handelen in 19e eeuw.
Oorzaak: er was niet langer sprake van instellingen en gebruiken die een vanzelfsprekende solidariteit schiepen. Feitelijke afhankelijkheid en verbondenheid werden nog nauwelijks in maatschappelijke regelingen en instituties uitgedrukt.
Maatschappelijke instituties (bijv. arbeidsongeschiktheidsverzekering) moesten ontworpen worden om de feitelijk bestaande maatschappelijke verbondenheid in vormen van solidariteit uit te drukken. Dit is het begin van onze sociale wetgeving en van ons stelsel van sociale zekerheid.
Twee theoretische gevolgtrekkingen (Achterhuis):
- Volgens Foucault, het neoliberalisme verbrak de organische solidariteit. Marktwerking kreeg het primaat boven gemeenschappelijk burgerschap. -> solidariteitsbanden steeds losser.
- Volgens Durkheim, het losse, vrije individu is het eindpunt van een lange historische ontwikkeling die in de arbeidsdeling vd marktsamenleving culmineerde. Het individu kan onmogelijk weer opgaan in de traditionele collectiviteit, maar dient zich wel bewust te zijn van verbondenheid met de samenleving.
Ayn Rand: extreem individualisme. Durkheim laat juist zien, dankzij de feitelijke verbondenheid met anderen kunnen moderne individuen functioneren.
HC
Politieke stroming ontstaan uit het werk Das Kapital van Karl Marx, geschreven in 1848, als een reactie op de door Marx omschreven klassenstrijd tussen de arbeiders (proletariaat) en de bourgeoisie (burgerij, bezittende klasse). Volgens Marx zouden de arbeider via de revolutie de macht overnemen van de welgestelde klasse. De communistische stroming streeft naar de ideale situatie waarin de productie- en consumptiemiddelen gemeenschappelijke eigendom van de staatsburgers zijn. Dit zou een einde aan armoede en ongelijkheid moeten maken (communis – gemeenschappelijk).
Terugblik
Karl Marx als econoom van de crisis. Economie als een wetenschap en hoe toe te passen, Marx belangrijk hierin. Marx geen ideoloog of gelovige, maar een wetenschapper voor de economie (wetten vd economie begrijpen/achterhalen). Marx geen dromer of utopist, zag zich als een wetenschapper met bepaalde roeping. In hoeverre