Het arbeiden
= activiteiten die nodig zijn om in leven te blijven. (eten, drinken, slapen, voedsel verbouwen, huis schoonmaken,…).
Kenmerken:
1. Natuurlijke activiteit
Gedicteerd door biologische noden. Gebeurt ter bevrediging van levensbehoeften. Het vereist interactie met de natuur. Verschilt dus nog niet van een dier. Er is wel een verschil tussen dier en mens. Dieren vervullen hun behoeften door gebruik te maken van wat er in de natuur klaar ligt. Mensen produceren levensmiddelen voornamelijk zelf
2. Cyclische of repetitieve activiteit
Het is een eindeloze herhaling van hetzelfde. Er is geen begin of einde en stopt pas bij de dood. Het arbeiden is een futiele, onbeduidende bezigheid die de weerzin van mensen opgewekt heeft.
3. Arbeidsvreugde
De weerzin die het oproept verhindert niet dat arbeiden tegelijkertijd een eigensoortige en onvervangbare voldoening schenkt. We zijn blij in leven te blijven.
4. Vruchtbaarheid
De individuele arbeidskracht produceert meer dan voor het individuele levensonderhoud noodzakelijk is.