Het model van Albert Bandura
Uit de Milgram- en Lernerexperimenten blijkt dat ‘normale’ mensen in bepaalde situaties- en dit tegen hun eigen waarden en overtuigingen in – kunnen pijnigen.
Albert Bandura heeft geprobeerd om een overzicht te geven van mechanismen die mensen gebruiken om tegen hun eigen waarden en normen te handelen. Een overzicht:
- Morele justificatie: hoewel men start van de overtuiging dat iets verkeerd is, wijzigt men de overtuiging doordat men in een bepaalde situatie komt te staan waarin zich een morele justificatie aandient voor het foute handelen. Essentieel voor deze justificatie is dat mensen er gehoor aan geven omdat dit hen uitkomt en niet zozeer omdat de argumentatie hen overtuigt.
- Palliatieve vergelijkingen: door het vergelijken van een voorgenomen verkeerde daad met één die nog slechter is, overtuigt men zichzelf dat de voorgenomen daad nog niet zo slecht is.
- Eufemistische uitdrukkingen: uitdrukkingen die de zaak mooier voorstellen dan zij is. Dergelijke uitdrukkingen dienen eerder om de buitenstaanders te misleiden dan om de daders zelf gerust te stellen.
- Verplaatsing van de verantwoordelijkheid:
- In autoritaire structuren: men schuift de verantwoordelijkheid af op een hoger geplaatste.
- Men kan de verantwoordelijkheid afschuiven op een bewustzijnstoestand (vb. dronken).
- Diffusie van de verantwoordelijkheid: als men zichzelf ziet als een onderdeel van een groter radarwerk, kan men zichzelf eveneens ontlasten van verantwoordelijkheid.
- Het minimaliseren, negeren of verkeerd inschatten van de gevolgen van de handelingen.
De gevolgen zien er door de ogen van de daders heel anders uit dan bekeken door de ogen van de slachtoffers.
- Dehumanisering: mensen gaan gemakkelijker over tot het stellen van ‘problematische’ daden als zij de ander zien als geheel verschillend van zichzelf (vb. taal, uitzicht). Dit noemt men vergroten van de psychische afstand. Ook de fysieke afstand kan bijdragen tot het depersonaliseren en dehumaniseren van mensen (cfr. Milgramexperimenten)
- Blameren van het slachtoffer: daders zullen het slachtoffer zelf de schuld geven van wat hen overkomt.
- Het verklaren van grootschalige geweldpleging
Browning heeft bij zijn onderzoek de leden van de politiemoordbrigade bestudeerd. Dit waren volgens hem gewone mannen zonder echt gewelddadig verleden of sadistische aanleg. Browning toont aan hoe die mannen het moorden leerden door het te doen (learning by doing) en hoe sommigen zich ontwikkelden tot volleerde sadisten. Belangrijke vaststellingen van Browning zijn:
- Men trachtte de afstand tussen de beul en het slachtoffer psychisch en fysiek zo groot mogelijk te maken.
- Men dronk zich voor een moordpartij zat (ontremming).
- Bij een operatie zonder officieren nam de bereidheid tot moorden af (autoriteit).
- Het belang van groepsconformisme: dit is de wil om voor de ogen van je kameraden niet te kort te schieten.
- De meesten hadden psychische problemen met het moorden maar toch deed ongeveer 80% van de mannen mee ook al werden ze daartoe niet gedwongen.
- Er was geen pre – of zelfselectie om deel te worden van deze groep. Het waren vooral oudere mannen die ongeschikt waren voor de dienst.
- De mannen keurden zelf hun gedrag af.
Eigenlijk kan men het optreden van dergelijk moordbrigades zien als een geïnstutionaliseerde manier om de hoger vermelde ontremmingsmechanismen te bevorderen. In gewone omgeving zullen mensen wel de neiging hebben om deze mechanismen te gebruiken wanneer zij onder druk staan om een regel die ze zelf aanvaarden te overtreden. Het zijn dus uitzonderingssituaties.