Schopenhauer (1788-1860)
Schopenhauer verzette zich tegen het absolute optimisme van Hegel. Zijn romantiek had oog voor de diepe onzekerheid van het menselijk bestaan dat vaak leidde tot zelfmoord.
Zijn filosofie berust op 2 stellingen:
(1) de wereld op zichzelf is Wil
(2) de wereld voor mij is Vorstellung (representatie, schijn)
Aan de vernietigende wil kunnen we niet ontsnappen, maar we kunnen op twee manieren het proces enigszins vertragen en afzwakken: eerst door de kunst, vooral de muziek die als een soort pijnstillend middel werkt.
De tweede manier is de godsdienst, die ons leert onze behoeften zoveel mogelijk te beperken, want hoe minder we van het leven verwachten, des te kleiner onze ontgoocheling zal zijn. Door een soort boeddhistische ascese komen we tot de negatie van de levenswil in ons, die hij het Nirvana (het Niets) noemt, het opgeven van het principium individuationis, waardoor we opnieuw in de grote wil opgaan. Dit inzicht in de diepe miserie van de mensheid voert volgens Schopenhauer tot rechtvaardigheid en medelijden, en daarop is onze moraal gebouwd.