Sonnefeld’s typology of carreer systems
- Fortress:
- Geen invloed op de omgeving: Vb een hotel aan de kust, afhankelijk van het weel dus in de winter sluiten.
- Retrenchment: inkrimpen en opentrekken. Voorbeeld: fruitteelt: appels in september plukken => extra arbeiders
- Kernpersoneel: vb kok, contract van onbepaalde duur.
- Niet-kernpersoneel:vb serveerster, contract van bepaalde duur.
- Alle organisaties die cyclisch zijn.
- Bedrijven in crisis zoals Agfa Gevaert.
- Club:
- Mensen behouden, interne supply flow
- Competitief voordeel afschermen van de markt => defensieve strategie
- Competitieve strategie: Non-competitief vb grootbanken, maakten elkaar vroeger het leven zuur, VRT en De Post die hun monopolie beschermden.
- Academy:
- HR gericht op ontwikkeling: IBM, Microsoft, Ford.
- Mensen vroeg aanwerven en voortdurend ontwikkelen
- Strategie: Analyzer: mee zijn maar niet altijd onmiddelijk op de markt gaan springen. Vb autoconstructie, elk heeft een prototype op alternatieve energie, maar komt er nog niet mee op de markt. ‘Winner takes it al’: Belangrijk de 1e te zijn maar dit houdt zeer hoge risico’s in, vb 1e Europele monovolume: Renault (nog steeds hoogste verkoopcijfer): consumptiepatroon van de Europeaan is veranderd.
- Competiteive strategie: differentiatie: houdt de kosten laag, je moet pas laat beslissen waar alles moet.
- Baseball team:
- HR: recruitment: Belangrijk de juiste mensen aan te werven
- Strategische prospectie: telkens de eerste proberen zijn en je goed kunnen aanpasen
- Competitieve strategie: Focusstrategie: gebaseerd op human skills: ‘We werven geen mensen aan maar skills’: Voorbeeld voetballer, een s de skill er niet meer is vervalt dit.
- Voorbeelden:
- VTM in het begin: Baseball team: geen tijd om mensen op te leiden dus mensen wegkopen van de VRT (Club)
- VRT: van CLUB naar ACADEMY + gros van de succesprogramma’s worden gemaakt door een baseball team (woestijnvis).
- Characteristics:
- Praktische implicaties:
1) Afstemming: strategie ó HRM: Er moet een afstemming zijn tussen strategie van de organisatie en de manier waarop je je carrieère kan opbouwen.
2) Organisatietransities: mensen voelen zich thuis in bepaalde organisaties. Groep ó individu.
3) Differentieatie op afdelingsniveau.
4) Afstemming: Individu (cultuur) ó organisatie