VAN DE RENAISSANCE TOT 1830
Door de algemene crisis van het gezag (keizer, paus) komt het tot een nieuwe kijk op de wereld, waarvoor een nieuw filosofisch denken nodig zal blijken. Dit denken, dat nier meer, of veel minder, aan kerkelijke dogma’s gebonden is, vindt vooral steun in de ontwikkeling van de wetenschappen, waarin het onafhankelijke menselijke verstand en/of de zintuigen een centrale rol zullen spelen.
Pas in de 18e eeuw, onder de radicale mechanische materialisten, vinden we uitgesproken atheïsten terug. Op hun vakterrein ging het er toen vooral om na te gaan:
- Hoe we kunnen kennen (kennisproces)
- Hoe betrouwbaar onze kennis is
- Of we tot een absolute waarheid kunnen komen
Rationalisten = namen aan dat we de waarheid door ons verstand, onze ratio konden vinden
→ Descartes, Spinoza, Leibniz, Wolff