VERSCHILLEN PLATO/SOCRATES met ARISTOTELES
- 1. In tegenstelling tot Socrates en Plato was Aristoteles veel realistischer. Hij hield rekening met de tragiek van het leven: waar je geboren werd, in welke familie, polis, positie, … bepalen mee je kans om dat geluk te vinden.
- 2. Aristoteles is iets meer “down to earth” dan Plato.
- Bij Plato was de ideeënkennis (eidos) zeer belangrijk, terwijl dat Aristoteles ook meer empirisch (ervaringskennis) denkt. Aristoteles schiet wel het idee van het zuiver denken niet af. Kennis heeft 3 niveaus volgens hem:
a) De waarneming: richt zich op concrete, individuele dingen en hun eigenschappen.
b) De ervaring/ondervinding: wordt opgebouwd op grond van verschillende herinneringen aan eenzelfde zaak.
c) Het universele/eidos: tot een wetenschappelijk inzicht hierin kunnen de eerste twee leiden.
- Ondervinding: weten dat enkele bepaalde mensen baat hebben gevonden bij het nemen van een medicijn
- Wetenschap: weten dat medicijn goed is voor alle mensen van een bepaalde soort.
- * Aristoteles werken werden als volgt opgedeeld door Andronikos:
I) HET ORGANON (instrument) - Hieronder verzamelde hij alle logische werken. Voor Aristoteles behoorde logica niet tot de filosofie, maar was het slechts een hulpmiddel.
- II) FILOSOFIE
- Hij filosofeerde onder andere over de werkelijkheid.
- Hierin waren tot nu toe twee soorten opvattingen over de werkelijkheid.
- Kinesis/beweging/ Vast
- Verandering = ontstaan van nieuwe dingen is nieuwe combinatie van onveranderlijke elementen
- Hoe kan je deze twee denkbeelden samen nemen/combineren?
=> Leer van het HYLE-MORFISME - (stof) (vorm)
- (potentie) (act)
- (Alles heeft potentialiteit die geactualiseerd kan worden. Vb. Een boom heeft de potentie om een lucifer te worden)
- => hangt samen met de LEER VAN DE 4 OORZAKEN:
- 1) Iets is gemaakt uit bepaalde materie
- 2) door iets/iemand (Actor)
- 3) volgens een bepaalde vorm (Eidos) Teleologisch
- 4) met een bepaald doel (Telos) Wereldbeeld
- (alles heeft te maken met doelmatigheid)
- Hoe meer je met telos en eidos bezig bent, hoe beter je kennis wordt, hoe belangrijker je wordt. Want wanneer je het doel kent, heb je een antwoord op het waarom! In essentie is alles in beweging naar een bepaald doel.
- Een ONBEPAALDE STOF is op weg naar BEPAALDE VORM te worden.
- (=> er is hier nog (=> act
- potentie om nog je bent bepaald als de
- naar iets te bewegen) act gedaan/duidelijk is)
- De VORM/EIDOS geldt hierbij als PRINCIPE VAN UNIVERSALITEIT en is ook het beginsel van inzichtelijkheid en uitzegbaarheid. Alleen het universele in het concrete, het wezen van de dingen, is op zichzelf kenbaar. Hij construeert een hiërarchische structuur van begrippen die de werkelijkheid in zijn algemeenheid analyseert en definieert.
- * RELIGIE: Aristoteles past dit denken toe op de religie.
Aristoteles: God = Onbewogen BewegerChristenen: God = persoonlijke god. - Dit is voor Aristoteles ondenkbaar want dat wil zegen dat die zou kunnen bewegen en dat zou willen zeggen dat er nog potentie is en God moet in zijn ogen onbewogen en al helemaal geactualiseerd en perfect zijn!
- * MENS: Aristoteles past dit denken ook toe op de mens.
Mens is groeiend wezen en groeit naar wijsheid toe. (Phronesis=wijze man) - DOEL: geslaagd leven te bereiken. => Eudaimonia.
- => wordt bepaald door de sociale omgeving (polis).
- Als de mens en geslaagd leven heeft dan heeft hij de potenties in een goede richting bewogen.
- Deze Eudaimonia hangt samen met Perfectionisme = Leer van het Juiste Midden => We gaan op zoek om karaktereigenschappen te verbeteren en de juiste maat te weten houden in alles.
- Optimum is het midden, waar moed is. Dit is een goede evenwichtsoefening tussen te veel en te weinig. De phroneisis weet hier het meeste van. Mensen die het middel kunnen vinden staan dichter bij een geslaagd leven.
vb. Rijkdom is van beperkte waarde bij Aristoteles: Rijkdom die goed is voor de mens, die hem gelukkig maakt, is rijkdom waarvan men weet te genieten en die men op passende wijze deelt met vrienden. - * EKONOMIE: OIKO-NOMIA
- (huishouden) (wet)
- De staat had het geld nodig om zijn huishouden te kunnen doen functioneren, maar ook niet meer dan dat.
- Nodig om aan oikonomia te kunnen doen: CHREMASTIKE TECHNE
- = het ambt/techniek waarin men geld leert verwerven door te werken
- veel minder bezig met eidos en telos en bijgevolg minderwaardig.
- Het zijn de slaven die werken en het geld verdienen. Dit is voor de Grieken dus irrelevant. Dingen als kunnen piano spelen werden als rijkdom aanschouwd.
- TELOS het geld verdienen
- het geld beheren
- Bij een grote hoeve die beheerd moet worden, moet je ook weer het juiste midden vinden. Niet alles uitgeven, maar ook niet alles oppotten.
- Als maatschappij/voorwerp zijn doel/telos mist, dan is het fout.
Enkel geld verdienen is fout in hun ogen. Ze hebben een vrij pessimistische lijk op productieve kant van de economie. - 3 FUNCTIES VAN GELD bij Aristoteles:
- METEN: Hij heeft het liefst dat alles constant blijft zodat je altijd met dezelfde meetlat kan blijven meten (is dus tegen inflatie)
- Vergemakkelijkt RUIL: stel dat er geen geld is als ruilmiddel:
- => moet je zoeken naar iemand in de samenleving die op een bepaald moment als jij brood zoekt en daarvoor confituur wil geven net confituur nodig heeft en zijn brood wil afgeven.
- THESAURIE = aan waarde-opslag doen en daarmee geld verdienen.
Voordeel van geld is namelijk dat het gemakkelijk bewaart, het vervalt niet i.t.t. natuurlijke goederen. Die hebben een grens (rot zijn).
- GEVAAR: de derde functie van geld
- Net die oneindigheid en onbepaaldheid van geld zorgt voor problemen. Het rot niet weg en blijft eeuwig.
- => Geld komt meer en meer in de maatschappij via de handelaren en als geld gaat overheersen, kunnen zij hiermee politieke macht verwerven en die versterken = vermenging van politieke en economische macht.
- Als de handelaar zich hierbij alleen nog op de SLECHTE CHREMASTIKE TECHNE zou richten (= waar dag geld verdienen enkel nog het doel is), zou er dus pervertering (zowel in maatschappelijke als persoonlijke orde) kunnen optreden. Aristotoles erkende het ontstaan van sociale onevenwichten zoals gekochte posities, corruptie, … Handelaars, normaal gezien lager geacht dan de burgers, konden zich via geld opwerken tot de oneindigheid. Daarom vindt Aristoteles dat economie instabiliteit creëert. Men kan er aan onderuitgaan door dat men het doel uit het oog verliest.
- Economie is dus bedreigend. Zowel in Aristoteles zijn tot als nu.
vb. Fabrieken die sluiten, mensen op straat zetten, corruptie, uitbuiting,… - Economische orde: Wat is de juiste prijs?
- Word niet allen bepaald door object, maar ook door subject (persoon)
- Ruil weerspiegelt namelijk de positie van iemand op iemand anders.
(daarom kan een architect meer vragen dan een schoenmaker) - = Sociale orde (de economische orde bevestigt deze)
- Vanaf de economische orde dit niet meer doet is er een gevaar voor afbrokkeling van de sociale orde.
- Effect op christelijke cultuur:
- De Medici waren een succesrijke handelaarsfamilie. Dit was zeer verdacht dat ze zo succesrijk waren. De ziel staat dan namelijk voortdurend in gevaar en moeten dit compenseren door heel veel religieuze kunst te kopen. De Medici deden dat heel veel.
- * RECHTSLEER:
- heeft te maken met rechtvaardigheid.
- a) TOTALE RECHTVAARDIGHEID = alles wat polis beter maakt.
In premoderne samenleving worden intredes in gemeenschap gevierd. - Vb. Geboorte, communie, trouw,… Wat niet wordt gevierd: je verjaardag.
- Dit bevestigt dat Gemeenschap > Individu in de premoderne samenleving!
- b) BIJZONDERE RECHVAARDIGHEID:
- Ruil weerspiegelt namelijk de positie van iemand op iemand anders.
- CORRECTIEVE RECHTVAARDGHEID te maken met misdaad, contracten
- Vb. Stel er gaat iemand iets van u stelen, dan gaat de correctieve rechtvaardigheid optreden.
a) men gaat de misdaad ongedaan maken door compensatie aan diegene die iets verloren had. Dit alleen is echter niet genoeg, dus ook: - b) boeten voor de orde in de samenleving die je verstoor hebt. De Correctieve Rechtvaardigheid gaat straffen als de regels van de samenleving worden overtreden.
- DISTRIBUTIEVE RECHTVAARDIGHEID op welke manier moeten we nu goederen verdelen?
- Vb. De Grieken veroverden veel (Alexander de Grote) en dus was er een grote oorlogsbuit die moest verdeeld worden onder de burgers.
Manier van de GRIEKEN: Iedereen neemt voor zichzelf - Manier van ARISTOTELES: “Suum cuique tribuere” (geef aan elk wat hen toekomt) Iedereen 10 euro geven is niet juist, want sommigen hebben meer nodig aangezien de noden van personen verschillen.
- Een rechtvaardige verdeling moet volgens hem rekening houden met de sociale orde in de samenleving. De verdeling moet proportioneel gebeuren met de waarde, de verdienste en competenties van een persoon. (worstelaar heeft meer eten nodig dan kind)
- !Over een precies criterium spreekt hij zich dus niet uit, het hangt af van de waardenhiërarchie die op dat moment heerst in de maatschappij.
- Vb. In democratie: gelijke verdeling aan iedere, als lid van de polis, geborene.
- In oligarchie: weer andere verdeling, veel meer naar de rijken
- => Aristoteles zijn theorie lijkt toch beetje elitair (besten krijgen het meest)
- !Waar de wet faalt door zijn abstracte universaliteit, verwacht men dat de rechter rekening houdt met de omstandigheden. Men verwacht van een rechter dus veel meer dan alleen kennis van het algemene. Het aanvoelen wat passend is in een concrete situatie is ook heel belangrijk!
- * Vandaag: de verdeling is al meer egalitair maar toch ook nog geen rekenkundige gelijkheid. Er is wel een verdelende rechtvaardigheid.
De verdelende rechtvaardigheid zorgt voor discussies. Is het rechtvaardig dat dit? Is het rechtvaardig dat dat? - vb. Proportionele belastingen als verdelende rechtvaardigheid
voorbeeld: BNP wordt via de STAAT verdeeld over de MAATSCHAPPIJ: - = Staat is dus reusachtige herverdelingsmachine die criteria moet vinden voor herverdeling.
- Recent filosoof die hierover nadenkt: SEN
- => houdt net als Aristoteles rekening met de verschillen tussen personen, Maar Aristoteles houdt geen rekening met de bekommernissen die Sen heeft. Aristoteles: je verdeelt proportioneel volgens waarde (beste krijgt meest)
- Sen: gehandicapte heeft meer noden dus die moet meer krijgen
vb. van Sen: 3 jongens maken ruzie om een bamboefluit. Wie krijgt het?
a) diegene die het zelf heeft gemaakt? (VERDIENSTE/MERIT) - b) diegene die het kan bespelen? (TALENT)
- c) diegene die i.t.t. de anderen geen speelgoed heeft? (ARMOEDE/NEED)
- => We gaan gemakkelijker compenseren wat te maken heeft met verdienste.
- Vb. Werkloze niet op armoede maar op verdienste compenseren.
- Sen voert CAPABILATIES (dingen die je potentieel kunt bereiken in je leven) in. (liberaal idee)
- => Dit laat het individu zich van een bepaald startpunt dat voor iedereen gelijk is ontwikkelen. Individuen zijn gelijkwaardig of ze nu gehandicapt zijn bijvoorbeeld of niet. We moeten voor hen een gelijk startpunt proberen te creëren.
MAAR: er zijn grenzen. Vb. De Sociale Zekerheid heeft grenzen. - Hoe ver moet je dan gaan en hoeveel met je compenseren?
- Toch proberen we voor iedereen zo goed mogelijk een gelijk startpunt te creëren.