Cultuur en mensen in de bewoonde wereld
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 854 keer
Gebieden worden geregionaliseerd met een bepaald kenmerk dat meetbaar is. Ruimtelijke indicatoren geven eigenschappen aan die per plek kunnen verschillen (vb geboortecijfer). Er is altijd sprake van een overgangsgebied. Onder cultuur verstaat men alles wat door de mens is aangeleerd en gemaakt. Een cultuur is in beweging en wordt beïnvloed van binnen en buiten af. Taal, godsdienst en normen en waarden zijn de drie belangrijkste dingen van een cultuur. De vier wereldgodsdiensten (christendom, islam, boeddhisme, hindoeïsme) zijn met elkaar in contact gekomen en hebben elementen van elkaar overgenomen. Door kolonialisme is bijvoorbeeld taal overgebracht. Dit ging met verschillende vormen van diffusie. In Indonesië is het Nederlands niet de voertaal, omdat het Portugees al als lingua franca werd gebruikt en de Nederlanders uit waren op winst, niet om hun cultuur te verspreiden.
Je kan de wereld ook indelen op demografie. Het beste voorbeeld is de bevolkingsgroei. Je hebt natuurlijke groei (geboorte en sterfte) en sociale groei (migratie). Optimistisch : overbevolking zorgt voor innovatie. Pessimistisch: overbevolking bedreigt welvaart, uitputting en schaarste zullen zorgen voor conflicten. Malthus zegt dat de mens meer kinderen krijgt als de welvaart stijgt, maar dat moeten we niet doen want zo komt er een punt dat er te weinig voedsel is. Leeftijdsgrafieken geven de leeftijdsopbouw weer. Er zijn drie modellen. (kijk blz. 112) het demografisch transitiemodel geeft de vormverandering van de leeftijdsgrafieken in de loop van de tijd weer. Er zijn vier fasen:
1. Agrarisch ambachtelijke fase: hoge geboortecijfers, men trouwt pas als ze een baan hebben, hoge sterfte, vaak epidemieën en hongersnoden.
2. Proletarische fase: IR, veel sneller trouwen, het geboortecijfer steeg en het sterftecijfer nam af, welvaart steeg.
3. Moderne fase: lijnen lopen weer naar elkaar toe, door verstedelijking minder kinderen, daling kindersterfte, anticonceptiepil, ontgroening.
4. Postindustriële fase: geboorte en sterftecijfer zijn laag, vergrijzing.