Logo
Print deze pagina

EEN NIEUWE CLERUS: De vroegmoderne tijd

Deel dit artikel:

 vroege Reformatie was gevoed door het ongenoegen over de laatmiddeleeuwse clerus

  • anglicanisme: behoud vd middeleeuwse parochies en bisdommen, met de vorst aan het hoofd van de Kerk
  • lutheranisme: priesterschap van alle gelovigen maakten de clerus en kerkelijke hiërarchie overbodig
    • niet haalbaar in de praktijk
    • leiding vd kerk door het Staatshoofd: bouwt kerkelijke bureaucratie uit
  • gereformeerden: nadruk op participatie van leken (predikanten echter grote autoriteit)

  • vorming van de clerus stond voor allen centraal
    • tussen 1551 en 1650: 45 katholieke en 26 protestantse universiteiten
    • verschil katholieke – protestantse clerus

 gewijde, celibataire figuren vs een bij voorkeur gehuwde ambtenaar vd kerk

 beiden: nadruk op respectabiliteit en voorbeeldfunctie

 Gevolgen van de hervorming van de clerus

  • protestantse gebieden: inkrimping van de geestelijke stand

(verdwijnen vd kloosters)

  • katholieke gebieden: stijging van het aantal geestelijken

 hernieuwde aantrekkingskracht van religieuze orden !

  • jezuïeten vanaf 1540 met Ignatius van Loyola ‘

 soldaten van Christus

 enkel verantwoording aan paus

 missionarissen in overzeese territoria

 stedelijke colleges met humanistische georiënteerd onderwijs

 rationele benadering vh geloof en ascetische levensstijl

Copyright © 2019. All rights reserved.