Feminisme als sociale beweging in de Nieuwste Tijd (14-05-2013)
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1203 keer
Binnen het feminisme (groepen of individuen die proberen de bestaande positie van vrouwen/de ideeen over vrouwen/de vrouwelijkheid te verbeteren) is er conflict over de vraag of vrouwen in essentie gelijk zijn aan of verschillen van mannen. Een sociale beweging is een samenstel van vele actoren en een verscheidenheid aan publieke activiteiten die gedurende een langere tijd gericht zijn op het tot stand brengen van maatschappelijke veranderingen. Het feminisme heeft twee massabewegingen gekend die in vrijwel alle westerse landen voorkwamen: 1870-1920 en 1965-1975.
Het feminisme komt voort uit drie intellectuele tradities. [1] Evangelisch christendom (conservatief): vrouwen zijn moreel superieur aan mannen en moeten hun vrouwelijkheid uiten in het huishouden. Strijd voor bescherming van vrouwen in de publieke ruimte. [2] Verlichting: verschillen tussen mannen en vrouwen worden door de omgeving opgelegd en zijn dus niet rechtmatig. [3] Socialisme (Frans Saint- Simonisme): tegen traditionele familieverbanden, voor communes met vrije seks en gemeenschappelijke kinderen; gelijkheidsgedachte ontleend aan verlichtingsfeminisme. Middenklassevrouwen hadden tijd, geld en intellect om in opstand te komen tegen hun gemarginaliseerde positie in de samenleving. Arbeidersvrouwen botsten met mannen op economisch gebied.
De eerste feministische golf (1870-1920), verweven met liberaal protestantisme, politieke verlichtingsideeën en arbeidersbewegingen, werd uitgedragen door middenklassevrouwen (sociale status, kiesrecht) en arbeidersvrouwen (economische emancipatie). Ze eisten betere onderwijsmogelijkheden voor meisjes, verbetering van het huwelijksrecht voor vrouwen, op vrouwen toegespitste arbeidswetten, economische onafhankelijkheid van vrouwen, afschaffing van de dubbele seksuele moraal en vrouwenkiesrecht. Nadat het vrouwenkiesrecht binnen is, gaat de eerste feministische golf ter ziele. Daarna kwamen er wel vrouwenorganisaties, maar conservatief en per zuil geordend met nadruk op zedelijkheid.
De babyboomers waren de basis van de tweede feministische golf (1965-1975). De oorsprong lag in het radicale klimaat van de jaren ’60, discrepantie tussen emancipatoire ideologie en praktijk, spontane reacties van jonge vrouwen en mannen, demografische veranderingen (minder geboortes, meer werkende vrouwen), democratie/welvaartsstijging/individualisering en de seksuele revolutie. De vrouwen eisten gelijke lonen voor mannen en vrouwen, alternatieven voor het huwelijk (ongehuwd samenwonen met wie je maar wil), gratis anticonceptie + recht op abortus, herverdeling betaalde en onbetaalde arbeid, vrije liefde, afschaffing dubbele seksuele moraal/vrouw als lustobject. Er was geen verschil meer tussen gelijkheids- en verschilfeministen, maar radicaal feminisme werd de nieuwe vorm (MVM, Dolle Mina). De actiegroep Dolle Mina kreeg met (ludieke) acties meer draagvlak dan de eerste golf. De vrouwenbeweging radicaliseert (echte vrouwen moeten lesbisch zijn) en marginaliseert daardoor. De band tussen feminisme en socialisme is in Nederland en Groot-Brittannië sterk gebleven, want vrouwen werden door patriarchaat en kapitalisme onderdrukt.
Drie tradities lopen door elkaar: evangelisch feminisme, gelijkerechtenfeminisme en socialistisch feminisme. Er zijn twee brede sociale bewegingen geweest die eindigden met vrouwenkiesrecht en radicalisering. De middenklasse was in beide golven bepalend. Kernwoorden eerste golf: rechten en gelijkheid, maar verschillende achtergronden die samenkwamen in de kiesrechtstrijd. Kernwoorden tweede golf: onder- drukking en bevrijding, radicaal feminisme en socialistisch feminisme. Er was een opvallende gelijktijdige ontwikkeling in de VS, Groot-Brittannië en Nederland.