Fysiologie
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 952 keer
De stap naar experimentele psychologie werd gezet via de fysiologie. Voorloper hiervan was de frenologie.
Het werk van Franz Joseph Gall was immens populair onder wetenschappers, maar ook onder het gewone volk. Zijn theorie, de frenologie, bevatte elementen die zich erg goed leenden voor praktische toepassing. Het uitgangspunt van Gall was dat er tussen mensen individuele verschillen bestaan, en dat er een nauwe samenhang valt aan te tonen tussen iemands karakter en zijn anatomische en fysiologische bouw en gesteldheid.
Gall zei dat psychologische trekken waren terug te voeren tot functies en organen van de hersenen. Tot dan toe gold de opvatting dat de hersenen als één geheel functioneerden, maar Gall zei juist dat de hersenen bestonden uit verschillende delen.
Galls methode was dat hij de maten van schedels van uitzonderlijke personen opnam. Hij ging ervan uit dat hun schedels en de daaronder gelegen hersendelen het meest afweken ten opzichte van de gemiddelde mens. Op deze manier dat hij de psychische eigenschappen het nauwkeurigst te kunnen lokaliseren. Uitgangspunt van de frenologie was dat er, hoewel veel individuele verschillen aangeboren zijn, voldoende ruimte is voor ontplooiing van het individu. De vermogens zijn weliswaar van nature gegeven, maar door opvoeding kunnen ze worden bijgestuurd.
Latere generaties hebben de frenologie verbannen uit de wetenschap. Toch heeft de frenologie veel betekend voor de psychologie. Het heeft de weg geopend naar:
- differentiële (persoonlijkheids-) psychologie
- psychologische test
- praktische toepassing van psychologische kennis
- observatiemethode
- streven naar objectiviteit
Aan het einde van de 18e eeuw werd duidelijk dat verschillende waarnemers niet altijd hetzelfde zien. Astronoom Bessel concludeerde dat de reactietiijden per individu verschilden. In verband met dit probleem zochten fysiologen naar ondersteunende gegevens. Charles Bell ontdekte dat niet alle zenuwen dezelfde functie hebben; ze hebben een sensorische of een motorische functie. Hij zette de eerste stap in de specificaties van de zenuwfuncties.
Johannes Muller borduurde hier op voort door de zenuwfuncties in tien wetten uiteen te zetten. Grondbeginsel hierbij is dat wat we waarnemen afhankelijk is van onze zintuigzenuwen. Dezelfde stimulus kan verschillende gewaarwordingen veroorzaken en deelfde gewaarwordingen kan door verschillende stimuli veroorzaakt zijn. De zenuwen bemiddelen dus tussen bewustzijn en de wereld. Deze wereld wordt gekleurd door zintuig-zenuw(en). Zodoende is er een verschil tussen hoe de wereld is en hoe we de wereld ervaren.
Flourens was een tegenstander van Gall. Hij voerde experimenten uit bij dieren waarbij hij bepaalde hersendelen weghaalde. Hij concludeerde dat de grote hersenen de hogere bewustzijnsfuncties uitvoeren: willlen, oordelen, herinneren, waarnemen. De grote hersenen zijn ondeelbaar. Elk stukje cortex is verantwoordelijk voor alle in de cortex thuishorende functies. Zijn theorie stond in lijn met het cartesiaanse dualisme.
Broca stond aan de kant van Gall. Hij zei dat hij het spraakcentrum in de grote hersenen had gelokaliseerd. Dit deed hij door de hersenen te onderzoeken van een patient die zijn spraakvermogen had verloren. Ook zei Broca dat de linkerhersenhelft dominant is wat taal betreft. Dit idee werd door andere neurologien ondersteund: de twee hersenhelften zijn duidelijk functioneel verschillend.