Hernieuwde expansie
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 839 keer
Kleinere successen
Begin IX
- Herovering van het westelijk deel van de Peloponnesos
- Bulgaren breiden gebied heel sterk uit en Byzantijnen konden hier weinig tegenover stellen
Eind IX
Tij begint te keren: Byzantijnse positie wordt versterkt in de laars van Italië en in Anatolië
Grote expansie: X
Mogelijk door:
- Verzwakking van Byzantiums erfvijanden (vooral moslimvorsten van het Midden – Oosten)
- Redelijke politieke stabiliteit in Byzantium
- Evenwicht tussen erfelijke monarchie en inmenging in staatszaken door de legertop: militaire commandanten toonden zich terughoudend bij het ‘corrigeren’ van zwakke keizers of het opvullen van machtsvacua, maar hielden stevige vinger aan de pols
Keizers
- Constantijn VII
* Stond onder regentschap van patriarch van Constantinopel, daarna van zijn moeder en moest later de carrière – generaal Lekapenos als mede – keizer naast zich dulden
* onderscheiden van Lekapenos door naam Porfyrogenitos (=’hij die in het purper is geboren’)
- Basilios II
* Generaals Phocas en later Tzimisces drongen zich op als mede – keizer (nadat de tweede de eerste uit de weg liet ruimen)
* boekte grote militaire successen (enorm wreed)
* bij zijn dood was Byzantium naar de verhoudingen van die tijd onmiskenbaar weer een grootmacht
Keizers en mede – keizers
- Voordeel:
Lekapenos, Phocas en Tzimisces waren alle drie zeer capabele militairen die heel wat gebied veroverden: werden dankzij hun positie niet gehinderd in hun militaire ambities
- Nadeel:
Onderlinge rivaliteiten en het najagen van eigenbelang leidden gemakkelijk tot binnenlandse strubbelingen: 13 jaar burgeroorlog tussen heerschappij van Tzimisces en die van Basilios II
Versterking van het leger onder Basilios II
Tactisch belang van ruiterij
- Cavalerie – eenheden werden zwaarder bewapend en kregen belangrijkere offensieve taken
- Infanterie: getraind om ruiterij door vorming van grote carrés te beschermen op het slagveld tegen tegenaanvallen
Subsidiaire fiscale solidariteit
= grote bezitters moesten de fiscale verplichtingen (en niet de grond) van kleine boeren in dezelfde plaats die in financiële nood verkeerden, overnemen
- verviel de grond ondanks alles toch aan de fiscus, dan werd hij niet langer verkocht, maar bij voorkeur in tijdpacht gegeven