Het civilisatieproces
- Gepubliceerd in Sociologie
- Lees 2031 keer
4.1. Civilisatie als toenemende beheerstheid en nuancering van affecten.
Gedrag dat we nu onder ‘beschaafd’ verstaan, kwam in eerdere fazen niet voor.
→ Elias vroeg zich af hoe deze verandering, deze ‘beschaving’, zich heeft voltrokken.
→ Hij beschrijft de manierenboekjes (=pedagogische hulpmiddelen) tot de 19de E.
- richtlijnen over hoe men zich diende te kleden, gedragen aan tafel en in publieke plaatsen, hoe men zijn hygiëne en allerlei lichaamsfuncties moest verzorgen, enz.
- Bvb: ‘onfatsoenlijk wanneer hij zijn neus in het tafellaken snuit’
- Manieren om lichaam te controleren!
- werden gebruikt door opvoeders aan de hoven om de kinderen van hun heer de juiste, voor hun stand gepaste, manieren aan te leren.
- werden eerst gebruikt bij adel, daarna ook bij burgers
Toenemende ‘civilisering’ aan:
1. Toename van lichaamsbeheersing: driften en impulsen steeds meer beheren.
Eten, slapen, neussnuiten, toilet gaan, … : vroeger voerde men deze activiteiten directer (eten uit pot), met minder hulpmiddelen (vork), ongegeneerd (behoeften met anderen erbij) en impulsief (jeuken=krabben). Dankzij manierenboekjes werden deze verrichtingen minder direct, met allerlei hulpmiddelen, met een toenemend gevoel voor schaamte en gêne, en beheerster.
2. Affecten matigen en minder hevig beleven. ME: mensen beleefden affecten extreem en naïever. Gaandeweg werden affecten minder extreem, en er ontstond een appreciatie van nuanceverschillen in emotionele belevingen.