Hobbes. Mens is machine
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1492 keer
Hobbes was materialist: er bestaat geen geest, alles is stoffelijk van aard. Hij zocht naar een bruikbare politieke theorie, waarin redelijke, wetenschappelijke argumenten de weg zouden wijzen naar een orgelijke maatschappij.
Ook Hobbes was gefascineerd door Euklides. Hij hoefde alleen nog maar de juiste axioma’s (premissen) te vinden. Na een ontmoeting met Galilei, kwam hij tot het volgende uitgangspunt: alles bestaat uit materie in beweging. Bovendien had hij van Galilei de verdeel-en-heers-aanpak geleerd: wil je weten hoe iets functioneert, dan moet je het in zijn onderdelen uiteinragelen om het daarna weer in elkaar te zetten.
Hobbes vond dat mensen geen vrije wil hebben. Menselijk gedrag is namelijk niets anders dan de beweging van materie. Gedrag is beweging van iets stoffelijks, veroorzaakt door iets dat ook stoffelijk is.
Hiermee bedoelt Hobbes niet dat de mens niet vrij is. Vrijheid is volgens hem dat een bewegende mens (of voorwerp) niet wordt belemmerd door een ander voorwerp. Door het begrip vrijheid te wijzingen zouden zowel deterministen (Hobbes) als anti-deterministen (descartes) het in politiek-economisch opzicht met elkaar eens zijn.
Hobbes zag de mens als een machine. Gevoelens en ervaringen komen op strikt mechanische wijze tot stond. Het hart is de pomp van het lichaam: stroomt het bloed sneller, dan geeft dit een aangenaam gevoel en vice versa. Het (on) aangename gevoel dat een persoon ervaart, bepaalt voor hem/haar wat goed en kwaad is.
De mens is een homo economicus die nauwkeurig winst en verlies berekent. Volgens Hobbes is de mens in natuurlijke toestand altijd op zoek naar macht. Hierdoor zijn mensen als wolven voor elkaar. Een leefbare maatschappij ontstaat pas als mensen tot de rationele oplossing komen een sociaal contract te sluiten. Een soeverein/alleenheerser kan ervoor zorgen dat dit contract goed uitgevoerd wordt (=absolutisme).
Het beeld dat Hobbes schetst over de machtzucht van de mens en hun sociale verhoudingen komt voor uit de maatschappij waarin hij zelf leefde (marktmaatschappij). Hierin heerste het ‘bezitterig’ individualisme: de egoistische zucht naar macht.
Hoewel de basis van Hobbes’ politieke filosofie het fundament vromde voor het latere liberalisme, was zijn absolutistische conclusie alleminst liberaal. Liberalisten stellen alle vertrouwen in het zelfreguleringsmechanisme van de marktmaatschappij.
Voor de gescheidenis van de psychologie is vooral Hobbes’ materialistisch mensbeeld belangrijk. Hierdoor verdwenen de bovennatuurlijke verklaringen voor bepaalde psychologische processen, en werd een materiele en biologische uitleg aannemelijker.