Renaissance (14e - 16e eeuw) ontstaan en betekenis
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 2697 keer
A. Periodisering
- Continuïteit: kenmerken van late ME en Renaissance
- Nieuw cultuurtype: religieuze wereldbeeld en ME habitus verliezen algemene geldigheid (1300-1500)
- Heropflakkering antieke cultuurideaal
- Opkomst nieuwe cultuurdragers met nieuwe waardepatronen: stedelijke aristocratie en handelsburgerij zorgen voor nieuwe culturele gewoontes en smaakpatronen
B. Cultuurhistorische context
Historische veranderingen vanaf de 13e eeuw
- Politiek: groei macht steden, politieke verdeeldheid, Duitse Rijk valt uiteen, conflict steden ↔ centraal gezag
- Religieus: godsdienstige hervormingsbewegingen, crisis in Kerk van Rome, betwijfelen van scholastieke theologie en wijsbegeerte (opkomst nominalisme en mysticisme)
- Sociaal: conflicten stedelijke elites ↔ traditionele gezagdragers, verzet plattelandsbevolking en stedelijke arbeidsgroepen tegen aristocratie en clerus (Brugse Metten, Guldensporenslag)
- Economisch: groeiende macht stedelijke burgerij: steden en burgerij zijn bakermat geldeconomie, Noorditaliaanse steden nemen het voortouw dankzij hun specifieke samenlevingsstructuur.
Ontstaan nieuwe culturele habitus
- Cultuurideaal van de stedelijke elites
- Ontstaan uit 2 vormen uit de ME cultuur:
- Burgerlijke cultuur: individueel, aards, rationeel, kritisch (no nonsense)
- Aristocratische cultuur: idealistisch, verheven, verfijnd (civilitas: zedenkundige boekjes, ook voor burgers)
→ situeert zich op het spanningsvlak van aristocratisch en burgerlijk ideaalbeeld
- Castiglione: Il Cortegiano (1528):
- deugden van de volmaakte hoveling (hoveling vindt van zichzelf dat hij voornaam moet zijn, denken: komt van binnenuit i.p.v. buitenaf
- aristocratisch ideaal wijkt af van het ME beeld van de ridder (veel aandacht aan materiële voorkomen en sociale omgangsvormen, cf. Norbert Elias)
→ aristocratisch ideaalbeeld
- Ook een wereldse houding:
- resultaat van een radicale profanisering van de voorstellingswereld
- Pietro Aretino: losbandigheid, vulgariteit en obsceniteit
→ aandacht voor het lichaam (eten, drinken, seks, … ↔ Boccaccio)
→ burgerlijk ideaalbeeld
- Herwaardering van de mentaliteit van de klassieken
- Hernieuwde aandacht voor klassieke Oudheid => heidense filosofieën; sterke invloed hedonistische leer (Epikuros: in Divina Commedia: ketter) op Renaissance
- Opnieuw aandacht voor materiele wereld: vb empiristische ingesteldheid van Aristoteles (belangrijk voor Aquino: wel herinterpretatie); Nominalisme (Umberto Eco)
- Platoonse filosofie: losmaken van het christelijke (Petrarca)
- Burgerlijke vormen van religiositeit
- Sterke individualisering bij godsdienstbeleving: mystieke literatuur
- Mensen zijn op een andere manier gelovig: kritisch, individueel, proberen hun plaats in de wereld te begrijpen vanuit hun eigen vragen.
C. Het Humanisme
Rol van het humanisme in de Renaissance
- Voorbereiding
Petrarca:
- Droom van hergeboorte rijke cultuur Oudheid
- Beschouwde zijn Italiaanse literatuur als verspreide gedichten (rime sparsi)
- Literatuur uit Oudheid weer gewaardeerd door haar esthetische waarde
- Antieke wijsheid dient nu een eigen waarde (i.p.v. christelijke waarden): men moet zelf teksten begrijpen: respect voor heidense waarden (epicurisme)
- Kenmerken van het Renaissance-humanisme
Bloeitijd in de 15e - 16e eeuw (quattrocento en cinquecento)
- Humanisten stellen zich bewust op als een onafhankelijke groep: geboorte van de 'moderne intellectueel' (in praktijk nog steeds afhankelijk)
- Ontstond in het kader van de burgerlijke stadscultuur, met als publiek de stedelijke elite
- Ze kwamen uit alle lagen van de bevolking,
- Montaigne: aristocraat
- Petrarca: notariszoon
- Erasmus: zoon priester en artsendochter
Maar ze hoorden allen thuis in de nieuwe stadscultuur
- Toegenomen scholingsgraad (in stedelijke milieus): Latijnse scholen
- Uitvinding boekdrukkunst
Humanistische idealen
- Filologie
- Ideaal = homo trilinguis (Hebreeuws, Latijn, Grieks); Umanista betekent in eerste instantie leraar in de klassieke talen (privé of in Latijnse scholen)
- Edities van de klassieke teksten: oude bronnen
- Taalzorg
- Bestrijding vulgarisering Latijn door studie zuivere klassieke taal (willen Cicero evenaren)
→ zorgden daarmee wel ongewild voor het verdwijnen van Latijn en Grieks als omgangstaal
- Uitzuiveren volkstaal en gemodelleerd naar het Latijn
- Interdisciplinariteit
- Pedagogisch ideaal = homo universalis: ontwikkeling geest en lichaam (model: Michelangelo en da Vinci)
- Individuele mens centraal (zelfontplooiing) ↔ ME collectivisme (goddelijke voorbestemdheid)
- Empirie
- Wetenschappelijk vlak: scheiding filosofie, wetenschap en religie en verdere specialisatie voor elk
- Cosmopolitisme
- Vormen een universele groep zonder landelijke grenzen op basis van antieke cultuurideaal en de Latijnse universele taal
- Vooral in Italië: ook nationalistische strekking: willen terug naar de Romeinse culturele macht
Voorbeelden
- Desiderius Erasmus (1469?-1536)
- Lof der zotheid (1511)
- Formele structuur: redevoering uit 3 delen
- Thematiek van de delen:
1. oorspong en rol van de zotheid in het leven
2. manifestaties van de zotheid
3. pleidooi voor het evangelische geloof
- Evaluatie
- vrouwelijk woord zotheid gepersonifieerd door vrouw in narrenpak
- klassieke structuur
- luchtig anti-intellectualisme (Carpe Diem)
- maatschappijkritisch (misbruik in de kerk, …)
- pleidooi voor authentieke religieuze beleving (kwam in N-Nederlanden in contact met hervormende beweging, nog geen lutheranisme)
- zotheid = irrationeel: zowel het positieve (relativeren alledaagse leven) als het negatieve (satirisch bekeken) komen voor
- onderscheid actief - passief uitgedrukt in relatie man - vrouw: de vrouw is emotioneel en irrationeel, maar wel charmant
- Thomas More (1478-1535)
- Biografisch
- kwam uit burgerlijke elite
- wou zijn onafhankelijkheid bewaren
- Utopia (1516)
- Kaderverhaal: met Portugees zeeman (ontdekkingsreizen), in Antwerpen (broedplaats van nieuwe ideeën, tolerantie)
- Ingebed verhaal: beschrijving van Utopia: vb arbeid om te overleven: goed verdelen => minder werk ↔ levenslange boeren
- Evaluatie:
- Fantastisch verhaal met onderhuidse kritiek (intellectuelen genieten in Utopia)
- Utopie: kent wijde verspreiding
- Licht epicuristisch
- Michel de Montaigne (1533-1592)
- Essais (1850 ev.):
- opmerkingen, voetnoten bij Klassieke lectuur, probeerde persoonlijke levenservaringen weer te geven
- volkstaal
- formeel: * structuur: open, 'work in progress', nooit definitief
* taalgebruik: soepel, helder: wil begrepen worden (bron voor latere Franse literatuur)
- Evaluatie
- sterke invloed klassieken
- onafhankelijke, individualistische ingesteldheid
- anticipeert 18e-eeuwse Verlichting