Ridders en boeren in het middeleeuws maatschappijbeeld
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1667 keer
- Ruiters worden ridders
Einde Vroege ME
einde Vroege Middeleeuwen: belang van de zwaarbewapende ruiterij nam toe => verregaande professionalisering van de milites, gewapende ruiters te paard
- Milites: zowel aristocraten, boeren als onvrijen
- speelden belangrijke rol in de oorlogsvoering en hiermee ging een stijging van hun prestige gepaard
- Koningen gingen zich meer en meer met deze ruiters identificeren.
- Stilaan ontwikkelde deze groep een eigen ere- en gedragscode en de toegang tot deze groep werd geformaliseerd door ceremonieën met vaste rituelen
- Ontstaan ridderorde of ridderstand
De Kerk
ondersteunde deze elitaire groep vanuit het idee van de miles Christi (soldaat van Christus)
- titel werd in Vroege Middeleeuwen gebruikt voor de clerici, monniken en bischoppen
- omstreeks het midden van de 11e eeuw: titel voor wereldlijke milites in een poging om deze groep voor de kerk te winnen => ridderlijke deugden (moed, trouw, loyaliteit) werden uitgebreid met specifieke christelijke deugden (godsvrucht, bescherming van weerlozen en het behoud van vrede)
Nieuwe religieuze ridderorden
Na afloop van de eerste kruistocht ontstonden in het Heilige land dan ook nieuwe religieuze ridderorden om de heilige plaatsen te beschermen.
De belangrijkste zijn:
- Orde van de Tempel (Tempeliers)
- Orde van het hospitaal van Sint-Jan te Jeruzalem (Johannieters)
- Orde van het hospitaal van de Heilige Maria van de Duitsers(Teutoonse orde)
Zowel geestelijken als leken konden tot dergelijke orden toetreden. Alleen de leken legden een gelofte van strijd af.
Kritiek
- Vanaf XII, vanuit de klerikale kring => hevige kritiek op de uitdossing van de ridders => vonden dat ze op vrouwen lekenà gouden en zilveren sieraden
- Later: ook kritiek op de toernooien en steekspelen:
* boden nieuwe militaire elite volop gelegenheid om met fysieke kracht en behendigheid te pralen
* zo’n toernooi bracht veel doden met zich mee dus verbood de kerk het
* toch haalde het verbod niets uit, dus in 1139 mochten gestorven ridders tijdens zo’n toernooien niet christelijk begraven worden.
- Hoofse cultuur: nieuwe spelregels voor het verkeer in hoge kringen
Ridderorde ontwikkelde tevens een eigen cultuur => tijdens inwijdingsceremonie werd gedragscode ingeprent via morele traktaten, leerdichten en nieuwe literaire genres die deel uitmaakten van de zogenaamde Hoofse culuur.
We kunnen de Hoofse cultuur in drie genres opdelen:
- Chanson Geste:
epische teksten waarin de daden van één persoon centraal staan en waarvan de stof gewoonlijk is ontleend aan de tijd van Karel de Grote
- Hoofse lyriek (troubadourpoëzie):
complete poëzie met een precieze vorm en een nieuwe levensvisie. De platte erotische verzen ontbraken ook niet, waarin de vrouw meestal op een voetstuk wordt geplaatst en de leven tussen man en vrouw verheven wordt tot een ideaal voor morele zelfvervulling, dat bereikt wordt na hevige conflicten
- Ridderromans:
verenigde elementen uit de chansons de geste en hoofse lyriek. Ze geven een sterk beeld van de werkelijkheid en staan stijf van de erotische en mystiek – religieuze symbolen
Belangrijkste kenmerken van het ‘hoofse lied’
- dienstbaarheid van de man aan de vrouw
- morele veredeling waartoe de hoofse liefde leidt
- wat in deze hoofse literatuur beschreven wordt is slechts een flauwe afspiegeling van de realiteit
- beoefening van de hoofse liefde behoorde een geraffineerd en ondeugend spel te zijn dat zijn eigen, ingewikkelde spelregels kende
- hoofse werd aan de vorstenhoven behandeld in speciale gezelschapspelletjes, zoals de ‘rechtbank der liefde’ en de zogenaamde jeux partis.
- Tendensen tot rangordening en afsluiting
Tijdens de tweede helft van de 12e eeuw tekende zich binnen de ridderstand twee tendensen af
- Tendens tot interne rangorde: onderscheid maken tussen ridders van oud – adellijke en ridders van niet adellijke afkomst en het creëren van aparte rangen
- Tendens tot afsluiting: de ridderstand werd erfelijk. Deze evolutie gaf aanleiding tot het ontstaan van de rang van schildknaap.
- Boeren
De kleine vrije boeren verloren vanaf de Karolingische tijd niet alleen hun aanzien maar ook vaak hun vrijheid. De opkomst van de ridderschap en de groei van steden leidden vervolgens tot een toenemende negatieve stereotypering van boeren.
Negatief beschreven in literatuur van die tijd
- boeren werden vergeleken met beesten
- in moppen was hun domheid, vunzigheid en gewelddadigheid vaak het middelpunt
- ze zouden maar één waardigheid bezitten: hun christelijkheid
- boeren zijn laffe lomperds die geen maat weten te houden
Nuancering
Boeren werden natuurlijk niet altijd negatief afgeschilderd. Hier past om drie redenen een genuanceerde visie.
- de lastendruk van de boeren verminderde gedurende de expansiefase langzaam, ze waren zelf naar middeleeuwse normen niet rechteloos
- het steeds opener karakter van de agrarische economie in de loop van de expansiefase bood boeren kansen om op verschillende product- en factormarkten te opereren
- de maatschappelijk onderhandelingspositie en politieke mondigheid van boeren is aanzienlijk verbeterd door de ontwikkeling van dorpsgemeenten
In geval van nood
- MEse boeren deinsden niet terug voor georganiseerd gewapend verzet tegen onderdrukkende heren en daarbij toonden ze zich lang niet zo weerloos als in de literatuur werden voorgesteld
- XIII: bij verschillende gelegenheden ridderlegers door boerenmilities in de pan gehakt, vb 1227 bij het Drentse dorpje Ane
- ook als het niet hard tegen hard ging, stonden de boeren hun mannetje, zoals blijkt uit talrijke processen die ze, individueel of collectief, voor hogere rechtbanken uitvochten tegen adellijke of geestelijke grootgrondbezitters en die heel vaak gingen over voor hun dagelijkse bestaan wezenlijke zaken als het gebruik van bossen en venen.