Ecologisch systeemtheorie
- Gepubliceerd in Psychologie
- Lees 4036 keer
- = persoon ontwikkelt zich in een complex systeem van relaties en is beïnvloed door verschillende niveaus van
omgeving. - Recent heeft Bronfenbrenner zijn perspectief gekarakteriseerd als bio-ecologisch model
- Het microsysteem:
- = Activiteiten en interacties in de onmiddellijke omgeving (gezin, leeftijdsgenoten, school)
- Werkt in twee richtingen = bidirectioneel
Bv. Ouder beïnvloeden het gedrag van de kinderen, maar de kinderen beïnvloeden eveneens de ouders - Andere individuen in het microsysteem tasten de kwaliteit van elke tweepersoonsrelatie aan.
Bv. Wanneer beide ouders elkaar aanmoedigen in de rol dat ze hebben t.o.v. het kind, dan worden ze beide beter in het ‘parenting’. Daarentegen wanneer er een huwelijksconflict is dan hangt dat samen met inconsistente discipline en vijandige reacties tegenover het kind. Dit heeft tot gevolg dat kinderen vijandiger worden en zowel de ouders als het kind gaan eronder leiden. - Het mesosysteem:
- = Verbindingen tussen de microsystemen (ouders – school)
- Bv. Academische vooruitgang van het kind hangt niet enkel af van de activiteiten die plaatsvinden in het klaslokaal, maar ook van de betrokkenheid van de ouders in het schoolleven en in welke mate het academisch leren thuis wordt overgedragen.
- Bv. Hoe goed een persoon functioneert als echtgenoot / echtgenote en ouder thuis heeft ook een effect op de relaties op het werk en vice versa.
- Het exosysteem:
- = Sociale contexten die het kind niet omvatten, maar die toch invloed hebben op de onmiddellijke omgeving
- Bv. Formele organisaties zoals community health, welfare services, board of directors
- Bv. Informeel zoals het sociale netwerk van de ouders
- Het macrosysteem:
- Geen specifieke context
- Culturele waarden, wetten, gebruiken en hulpbronnen
- Voorbeeld van hulpbronnen zijn een goede kinderopvang.
- Het chronosysteem:
- Het tijdsdimensie van het model (niet in figuur)
- De omgeving verandert altijd (door de omgeving of individu)
- Vergelijken en evalueren van theorieën
- 3 hoofdzaken:
- Theorieën richten zich op verschillende domeinen van ontwikkeling
- Iedere theorie heeft opvatting over 3 basisvragen
- Alle theorieën hebben voor- en nadelen
Theorie | Continue of discontinue ontwikkeling? | Één manier van ontwikkeling of meerdere? | Relatieve beïnvloeding van nature of nurture? |
Psycho-analytische visie | Discontinue: Psychoseksuele en psychosociale ontwikkeling verloopt in stadia | Één manier: stadia worden verwacht universeel te zijn | Beide: Vroege ervaringen geven richting aan de latere ontwikkeling. |
Behaviorisme en sociaal leren | Continue: Ontwikkeling houdt een verhoging van geleerd gedrag in | Meerdere: Gedragingen die bekrachtigd werden en gemodeleerd verschillen van persoon tot persoon | Nurture: Ontwikkeling is het resultaat van conditionering en model-leren. Zowel de vroege als late ervaringen zijn belangrijk. |
Piaget's cognitieve ontwikkelings-theorie | Discontinue: Cognitieve ontwikkeling verloopt in stadia | Één manier: zie boven | Beide: Ontwikkeling komt voor wanneer het brein groeit en de kinderen hun innerlijke drive trainen om de realiteit te ontdekken in een algemeen stimulerende omgeving. Zowel de vroege als late ervaringen zijn belangrijk. |
Informatie-verwerking | Continue: Kinderen en volwassenen verbeteren geleidelijk in waarneming, aandacht, geheugen en probleem oplossende vaardigheden | Één manier: de veranderingen die bestudeerd zijn karakteriseren de meeste of alle kinderen en volwassenen | Beide: Kinderen en volwassenen zijn actief, 'sense-making beings' die hun denken modifiëren als het brein groeit en ze te maken krijgen met nieuwe omgevingseisen. Zowel de vroege als late ervaringen zijn belangrijk. |
Ethologie en evolutionaire ontwikkelings-psychologie | Beide: Kinderen en volwassenen ontwikkelen geleidelijk een groter bereik van adaptieve gedragingen. Gevoelige periodes komen voor waarin kwalitatief onderscheiden capaciteiten relatief plots verschijnen | Één manier: Adaptieve gedragingen en gevoelige periodes zijn van kracht voor alle leden van een bepaalde soort | Beide: Evolutie en erfelijkheid beïnvloeden het gedrag, en leren leent een grotere aanpassing. In gevoelige periodes, vroege ervaringen geven richting aan de latere ontwikkeling. |
Vygotsky's socioculturele theorie | Beide: Taalontwikkeling een naar school gaan leidt tot stapsgewijze veranderingen. Dialogen met meer ervaren leden van de maatschappij leidt ook tot continue veranderingen die variëren naargelang cultuur. | Meerdere: Sociaal gemedieerde veranderingen in gedachten en gedrag variëren naargelang cultuur | Beide: Erfelijkheid, de groei van het brein en dialogen met meer ervaren leden van de maatschappij dragen bij aan de ontwikkeling. Zowel de vroege als de late ervaringen zijn belangrijk |
Ecologische systeemtheorie | Niet gespecifieerd | Meerdere: Biologische disposities gaan samen met omgevingsfactoren op meerdere niveaus om zo de ontwikkeling te vormen op een unieke manier | Beide: De karakteristieken van het individu en de reacties van anderen hebben invloed op elkaar op een bidirectionele manier. Zowel de vroege als late ervaringen zijn belangrijk. |
Levensloop-perspectief | Beide: Conintue voor- en achteruitgang, stapsgewijze ontdekkingen van nieuwe vaardigheden. | Meerdere: ontwikkeling wordt beïnvloed door verscheidene, 'interacting' biologische, psychologische, en sociale krachten. Vele waarvan ze variëren van persoon tot persoon en die leiden tot verschillende wegen van verandering. | Beide: Ontwikkeling is multidimensioneel, beïnvloed door een complexe mix van erfelijkheid en omgevingsfactoren. Plasticiteit wordt benadrukt op alle leeftijden. Zowel vroege als late ervaringen zijn belangrijk. |
Bestuderen van de ontwikkeling
- In elke wetenschap is onderzoek meestal gebaseerd op een voorspelling over gedrag gehaald uit de theorie. Wij noemen dit een hypothese!
- Onderzoek verloopt in verschillende stappen:
- Beslissen hoeveel en wie deelnemers zullen zijn
- Wat wordt er aan hen gevraagd om te doen? Wanneer? Waar? Hoeveel keer?
- Onderzoeken en conclusies trekken uit de data
- Heel belangrijk is een onderzoeksopzet (‘design’)
= Algemeen plan van onderzoek dat beste toets van hypothese mogelijk maakt.