Gemeenschap
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1443 keer
Inleiding
1690:
- groep boeren uit Denemarken in conflict met de baljuw om een som geld
- baljuw neemt vee in beslag als zekerheid (zonder wettelijke toestemming)
- boeren voeren wettelijk proces => baljuw arresteert ze quasi allemaal
- de ontsnapte legt een verklaring af => sheriff beboet baljuw en stuurt aan op de bevrijding van de boeren => baljuw laat sheriff ontslaan
- boeren 6 maand later vrij => baljuw dwingt hen tot betalen en verontschuldiging
- 7 jaar later opeenhoping van klachten => onderzoek door de kroon => misbruik en corruptie van baljuw & gouverneur komt aan het licht => beiden gesanctioneerd, boeren vergoed
Evaluatie:
- We kennen de feiten enkel omdat het land eigendoom was van de kroon, op privé eigendom zou geen verder onderzoek gedaan zijn
- De druk uitgeoefend door baljuw en gouverneur werden zowel door de slachtoffers als door de kroon als onjuist beschouwd
- Verschillen in sociale status waren van enorm belang – voor minder belangrijken was zekerheid een illusie
- Veel van het materiaal voor de historicus is eenzijdig
A. Sociale status en sociale mobiliteit
Hiërarchie van klassen:
- clerus
- adel
- ‘gewone’ burgers (derde stand)
- boeren
ultieme autoriteit is de monarchie = vertegenwoordiger van God op aarde; gebonden aan de wet (onduidelijk wel)
de werkelijkheid is complexer:
- Rond de koning: prinsen van koninklijken bloede, grote magnaten, adel gesteund door prominente clerus
- Daaronder: ambtenaren & andere dienaars van de kroon, ondernemers van de militaire stand en de rechterlijke macht
- Daaronder: “Middelste stand”: kooplieden, nijverheidswerkers, winkeliers, vakmannen,…
- Buiten de stad: mozaïek van kleinschalige boerenholdings, gecontroleerd door dominante landeigenaars
- In werkelijkheid was er overgang tussen onderbetaalde arbeiders van de groeiende huisnijverheid en tussen de ongeschoolde arbeiders die pendelden tussen landbouw & stad, de “dienaars” en de bedelende/vagantenklasse
- Tijdgenoten hadden geen klassenbewustzijn (behalve adel)
- 3e stand ging van ‘bourgeois’ over ‘middenstand’ naar ‘industrievolk’ en ‘mecaniciens’
- de echte armen hadden geen rechten, en maakten geen deel uit van een stand
- Zelfs in de toplagen: afbakeningsproblemen => dreiging door succesvolle leden van de derde stand die deel konden uitmaken van een nieuwe elite:
Traditionele statusverwerving door erfrecht ó status verwerven door diensten t.o.v. de koning à tradionalisten voelden zich bedreigd
- op sommige plaatsen werd een formele “ranking” van adel opgesteld (bv. Leopold I in Oostenrijkste landen, 1671)
- promotie door verdienste kwam voor, maar ook: door geld: geld kon toegang tot alle trappen van de elitestatus bewerkstelligen
- ó men kon eveneens uit de adel ontzet worden als men niet meer “nobel” leefde
- In de praktijk was het verwerven van de elitestatus een mix van persoonlijke & financiële diensten aan de kroon
- Sommige regeringen lieten de verkoop van ambten en titels toe als sociale mobiliteit (bv. Filips II)
1. Frankrijk
- Spectaculairste voorbeeld van impact t.g.v.verkoop van ambten
- Dergelijke praktijken vanaf de 14e eeuw, in 1604 geformaliseerd: creatie van de paulette: een jaarlijkse belasting a.d. kroon die aan de betalende ambtenaar het erfrecht gaf zijn ambt door te geven
- Jaren 1630: paulette 1/4e van de staatsinkomens
- systeem kon niet zomaar afgeschaft worden; ambten werden een vorm van erfelijk eigendom. Pogingen tot hervorming => instabiliteit; de praktijken bleven een kenmerk van de Franse sociale mobiliteit tot 1789
Echter: Frankrijk was GEEN uitzondering. In andere gebieden was de sociale mobiliteit minder gesponsord door de staat, maar zeker niet minder aanwezig.
Besluit: Sociale afbakening was – in Europese gebieden met complexe politieke structuren – variabel & subjectief, niet langer enkel bepaald door geboorte.
2. Centraal en Oost-Europa
In de gebieden aangetast door de 30-jarige oorlog (1618-1648): economische ontwrichting => verergering van sociale verschillen