Mathematisch redeneren
- Gepubliceerd in Psychologie
- Lees 1095 keer
- 14 – 16 maanden
- Ordinaliteit = de volgorde relaties tussen kwantiteiten
- Bv. 3 is meer dan 2 en 2 is meer dan 1
- Al snel gaan ze verbale labels eraan plakken om de hoeveelheid en de grote aan te duiden
bv. veel, weinig, groot, klein, ...
- 2 tot 3 jaar
- Ze kunnen rijen tellen met 5 voorwerpen
- Ze weten nog niet wat de woorden betekenen
- Bv. wanneer je 1 vraagt, geven ze je 1 voorwerp, maar wanneer je “twee”, “drie, “vier” of “vijf” vraagt, dan geven ze meestal een groter, onjuist, aantal.
- 2,5 tot 3,5 jaar
- Ze realiseren zich dat een nummerwoord refereert naar een unieke kwantiteit. Dus wanneer een nummerlabel verandert (bv. van 5 naar 6), moet het aantal items ook veranderen.
- 3,5 tot 4 jaar
- Kinderen beheersen de betekenis van de nummers t.e.m. 10
- Ze kunnen correct tellen tot 10
- Begrijpen het vitale principe van cardinaliteit
= principe dat het laatste getal in een telreeks het aantal elementen van de verzameling weergeeft (hoofdtelwoord)
- Vanaf 4 jaar
- Eenvoudige rekenopgaven opgelost
Eerst: “verder tellen”
-Bv. als ze 2+4 moeten doen, dan tellen ze verder vanaf 2.
-Maar al snel gaan ze experimenteren met andere strategieën, zoals 4 vingers ophouden in de ene hand en 2 in de andere hand en dan zien dat 6 het totaal is. Of bv. starten met het hoogste getal en dan verder tellen.
Later: aftrekken
- Hoe meer ze thuis informeel oefenen, hoe sneller ze het onder de knie krijgen