The Behaviorism of John Broadus Watson (1878-1958) (p 457)
- Gepubliceerd in Psychologie
- Lees 2121 keer
Behaviorisme staat bijna synoniem met J.B. Watson. Watson’s doel was de observatie, voorspelling en controle van gedrag in mensen en andere dieren. Pavlov’s methode zou hier erg belangrijk in worden.
Watson was een moeilijk kind op school en had lak aan autoriteit. Op school deed hij het niet goed maar hij was gebrand naar een universiteit te gaan. Hij deed het goed op de universiteit maar Watson zelf was hier een stuk minder tevreden over. Hij gaf korte tijd les op een school maar vertrok al snel naar de universiteit van Chicago. 8 jaar later ging hij naar John Hopkins voor een baan in de psychologie. In Chicago inspireerde vooral Angell hem. Een standpunt van de bioloog Jacques Loeb dat veel menselijk gedrag bestaat uit mechanische reacties nam Watson over en ging daarmee verder.
Watson onderzocht ratten en vond dat rond de 24ste levensdag van de rat een grote verandering optreed in het psychische leven van de rat. Een verandering in de hersenen ging gepaard met deze veranderingen in gedrag. Na dit onderzoek kreeg hij een psychologische break-down maar wist te herstellen en kreeg een baan voor psychologie aangeboden in Chicago bij Angell. Hij gaf les in de methoden van Titchener maar vond deze onbruikbaar. Toen Watson zijn behaviorisme voorlegde aan Angell zag die hier niets in.
De uitvinder van het doolhof voor dieren was Willard S. Small. Zijn bevindingen werden bekritiseerd maar dat terzijde.
Watson gebruikte het doolhof en vond onder andere dat zicht (door chirurgische ingrepen) niet belangrijk was voor ratten in hun zoektocht naar de uitgang. Ook geur teste hij en deze was evenmin belangrijk. Zelfs een rat die doof was, niet kon ruiken, geen snorharen had en niet kon zien kon altijd nog het doolhof doorlopen. Alleen wanneer het doolhof gedraaid of verlengd was veranderde het gedrag van de ratten. De ratten hadden het doolhof geleerd.
Watson kreeg veel kritiek te verduren van de antivivisectionisten die hem afschilderden als een martelaar.
In zijn onderzoek bij meeuwen zag hij dat geschilderde nepeieren werden geaccepteerd als echte. Ook wisten de meeuwen terug te vinden naar de eilanden. Deze ethologische instinct studies zijn een bewijs dat Watson niet ratomorphic (kent alleen geconditioneerde laboratorium rat) was.
Watson kreeg een goed aanbod van John Hopkins dat hij met enige tegenzin accepteerde, het salaris en positie was echter veel beter dan bij Chicago. Baldwin had hem naar John Hopkins gehaald maar moest om morele redenen vertrekken.
Watson’s Behaviourist Manifesto was een poging om psychologen te moeten laten kiezen tussen zijn behaviourisme en de rest. Zo zei hij dat het bewustzijn geen definieerbaar of bruikbaar concept is. Omdat bewustzijn niet bestudeerd kon worden was introspectie dus zinloos. Ten derde zei hij dat psychologie niet langer de studie is naar de mind dus is introspectie overbodig. De psychologie moet gedrag bestuderen.
Er waren eerder al geluiden gehoord voor een dergelijke aanpak, zoals die van Knight Dunlap, Walter B. Pillsbury en William McDougall. Dergelijke pogingen faalden, Watson’s manifesto had een grotere impact. Titchener reageerde met dat Watson te ongeduldig was en Psychologie nog jong was, veel was er nog te leren.
Nu had Watson het probleem een methode aan te wijzen voor Behaviourisime. Eerst vond Watson Pavlov’s aanpak gelimiteerd, weinig generaliseerbaar. Watson dacht dat denken niets meer is dan het stilzwijgend praten, dus zijn er ook marginale bewegingen van spieren die met praten te maken hebben te analyseren. Hij faalde om dit te bewijzen en slechts twee weken voor zijn welkomst toespraak bij de APA nam hij Pavlov’s methoden over.
Toen hij in het leger probeerde te komen tijdens de 1ste WW werd hij op het keuren van de testen voor piloten gezet. Hij schreef een zeer kritisch rapport en werd hierdoor bijna voor de krijgsraad gebracht.
Hierna onderzocht hij nieuwgeborenen. Deze vertoonden drie klassen van emotionele reacties: angst, woede en liefde. Deze drie waren op te wekken door specifieke stimulus wat voldeed aan Watson’s theorieën. Verder bleek dat veel ‘innate’ angsten niet aanwezig waren: donker, spinnen, slangen, etc. In 1919 begon hij met experimenten met de zuigeling Albert B. die hij angsten probeerde te conditioneren.
Albert B reageerde vriendelijk tegenover slangen, ratten, konijnen, en zelfs vuur. Ze lieten hem een witte rat zien en als hij in de buurt kwam maakten ze een schrikwekkend kabaal. Na 7 keer was Albert bang voor de rat. Hierna kreeg hij allerlei objecten te zien en Albert was bang voor alle witte, pluizige objecten. Na 5 dagen reageerde Albert weinig meer op de rat en sloegen ze weer om de angst terug op te wekken.
Opmerkingen/kritieken over Albert B’s test: 1) voor Watson dit experiment had duidelijke straffen (de harde klappen), 2) diverse wetenschappers probeerden zijn experiment na te bootsen maar lukten dat niet zoals Watson gedaan had, 3) veel van de kenmerken van dit experiment zijn mettertijd veranderd. Zo zou Albert B gedeconditioneerd zijn wat nooit het geval geweest is.
In 1920 toen alles goed ging voor Watson ging het flink mis: de vrouw van Watson kwam er achter dat hij een affaire had met Rosalie Raynor. Watson’s vrouw was bij de Raynor en deed alsof ze ziekjes werd, ze ging naar de slaapkamer van Rosalie en vond daar brieven. De broer van Watson’s vrouw probeerde Watson af te persen om het stil te houden, toen deze weigerde kwamen de brieven bij John Hopkins terecht.
Na deze affaire kwam Watson niet meer aan een academische positie. Hij werd door Stanley Resor, vertegenwoordig van een groot marketingbureau, aangenomen. Hij moest onderaan de ladder beginnen en langzaam pikte Watson het één en ander op. Hij ging behaviorisme toepassen op consumentengedrag. Hij zei o.a.: mensen moeten minder tevreden worden over wat ze hebben, gebruik van geografische data om producten weg te zetten, consumenten motieven en emoties beïnvloeden, gebruik van bekendheden, stijl > product. Hij verdiende op een gegeven moment bijna $70.000 per jaar. Hij bleef boeken over psychologie schrijven en werd soms beschouwd als een pop-psycholoog.
Watson vond samen met Mary Cover Jones dat de effectiefste methode voor het overwinnen van angsten in kinderen is direction conditioning. Ze behandelden Peter die bang was voor witte ratten, konijnen, bontkleding, kikkers, vissen en mechanische speeltjes. Ze plaatsen Peter in een kamer waar hij ging eten. Elke dag plaatsen ze een konijn in een kooi in de kamer, telkens iets dichter bij. Uiteindelijk kon Peter eten terwijl het konijn op tafel stond. Zijn angsten voor de andere dieren en objecten verdween hier ook gelijk mee. De case Peter is een klassiek voorbeeld in het behandelen van angsten van kinderen. Kritiek is dat vaak de voorgaande –gefaalde- pogingen buiten beschouwing worden gelaten.
De latere Watson was een arch-environmentalist, alles vanuit de nurture. De vroege Watson was dit niet en beschreef instincten in zijn Behaviour: An Introduction to Comparative Psychology. Later concludeerde hij dat veel instincten niet bestaan maar eigenlijk gewoonten zijn. Hoeveel deze gewoonten vormen zou een centraal punt worden in Watson’s behaviourisme. Dit ging zo ver dat er zelfs een ruimpje over ontstond: Magicions pull rabbits out of hats. Psychologists pull habbits out of rats! De twee zonen van Rayner en Watson kwamen niet goed terecht, de één had psychoanalyse nodig en de ander pleegde zelfmoord.
Zijn switch naar environmentalisme kwam omdat 1) instincten zijn minder goed zichtbaar, 2) veel instincten zijn circulair, 3) dierenonderzoekers begonnen zich af te vragen of wat zij als instincten beschouwden dit ook daadwerkelijk waren, 4) gewoonten kunnen onderzocht worden waar instincten dit niet kunnen.
In het boek Psychological Care of Infant and Child werd een koude manier van opvoeden uitgelegd: liefde en aanhankelijkheid moesten geminimaliseerd worden. De standpunten in het boek gebruikten ze niet op hun eigen kinderen. Het boek verkochten meer dan 100.000 exemplaren en was zeer controversieel.
Na 1930 deed hij weinig meer met psychologie en had een teruggetrokken leven. Hij kreeg nog wel erkenning, o.a. van de APA in de vorm van een gouden medaille voor zijn bijdragen.