Beschrijf hoe een wet tot stand komt.
Het initiatief om een wet te maken kan komen van de regering(wetsontwerp) of van individuele parlementsleden in de Kamer en Senaat(wetsvoorstel). Zodra 1 Kamer het voorstel heeft aangenomen wordt het ook wetsontwerp. Bij wetsontwerpen moet en bij wetsvoorstellen kan men het advies vragen van de Raad van State.
De Kamer waar het wetsvoorstel is neergelegd moet oordelen of deze wel in overweging zal genomen worden zoniet dan wordt deze onmiddellijk verworpen.
Naar gelang in welke Kamer het wetsvoorstel werd ingeleverd zijn er 2 procedures
-Indien het wetsvoorstel werd neergelegd bij de Kamer dan zal deze die eerst behandelen en dan doorsturen naar de Senaat. Het wetsvoorstel wordt onderzocht als minstens 15 leden binnen de 15 dagen dit verzoeken. Senaat wordt een reflectiekamer. Binnen de 60 dagen kan de Senaat dit amenderen en de Kamer beslist dan of ze akkoord gaan. Indien de Senaat geen gebruik gemaakt heeft van zijn evocatie recht of geamendeerd heeft kan de Kamer het wetsontwerp naar de Koning sturen.
-Indien het wetsvoorstel bij de Senaat wordt neergelegd dan zal deze eerst het wetsvoorstel behandelen en dan doorzenden naar de Kamer. Deze heeft 60 dagen om te aanvaarden of te verwerpen. Als de Kamer amendeert dan wordt het wetsontwerp teruggestuurt naar de Senaat die zijn evocatierecht mag uitoefenen. Nadien neemt de Kamer de definitieve beslissing.
Als een ontwerp of voorstel door de betrokken Kamer in overweging wordt genomen wordt het eerst naar de bevoegde parlementaire commissie gestuurd. Deze laten het bestuderen en bespreken de voorstellen en ontwerpen over aan een beperkte groep van gespecialiseerde parlementsleden in deze materie. Zowel Kamer en Senaat zijn opgedeeld in een aantal vaste commissies die de benaming en bevoegdheid hebben van de overeenstemmende ministeriële departementen. Soms worden ook bijzondere commissies opgericht. Als de bespreking gedaan is dan wordt er een verslag opgemaakt en gepubliceerd in de ‘Gedrukte Stukken’. Deze vormt de basis van de bespreking in de plenaire vergadering.
Alle betrokken parlementsleden van de Senaat of Kamer ontvangen het verslag dat naar de plenaire vergadering wordt doorgezonden. Eerst wordt er op deze vergadering een algemene bespreking gehouden en dan per artikel. Tijdens deze bespreking kan men amendementen toevoegen of wijzigen, maar hiervoor moeten vijf kamerleden akkoord gaan. Als dit gedaan is wordt er nog eens over het ontwerp of voorstel gestemd. Indien de meerderheid niet aanwezig is of het behaalt de meerderheid van de stemmen niet dan wordt het niet aangenomen. Onthoudingen worden gezien als afwezigen en als er evenveel ja als nee stemmen zijn dan wordt het ook verworpen. Voor sommige wetten is er een bijzondere meerderheid nodig.
Daarna moet het ontwerp nog bekrachtigd en afgekondigd worden door de koning en bekendgemaakt in het Staatsblad.
-bekrachtiging: schriftelijke verklaring van de koning optredend als wetgevende macht waarbij hij het wetsvoorstel goedkeurt. De koning mag dit ook verwerpen(vetorecht), maar pleegt meestal overleg met de Kamers. Deze bekrachtiging gebeurt met medeverantwoordelijkheid van 1 of meerdere ministers die deze ook ondertekenen. Nu bestaat de wet.
-afkondiging: plechtige handeling van de koning, nu als hoofd van uitvoerende macht en de wet uitvoerbaar en authentiek verklaart. De koning mag een bestaande wet niet afkondigen. De wet krijgt de datum van afkondiging.
-bekendmaking: de verrichting waarbij de wet ter kennis wordt gebracht aan de rechtsonderhorigen. Dit gebeurt door ze te publiceren in het staatsblad in de landstalen. Na 10 dagen is deze bindend tenzij de wet zelf een datum bepaalt