Omzetting van Europese richtlijnen in de interne rechtsorde
- Verordeningen
- Art 249, lid 2, EG-verdrag: De verordening heeft een algemene strekking, zij is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
- Daaruit volgt : Een Eg-verordening behoeft geen nationale maatregel om de rechtsonderhorige te binden, volgens, gegeven de primauteit van het EG-recht op het nationale recht
- De aanpassing naar de vorm daargelaten, kan het zijn dat de EG-verordening inzonderheid op 2 punten een nationale aanvulling vergt:
- 1) Als in de verordening aan de lidstaat de verplichting wordt opgelegd de nationale overheid aan te wijzen die met de uitzondering van de in de verordening omschreven opdracht wordt belast
- Vb. examen: Wanneer nationale aanvulling?
- 1) Als in de verordening aan de lidstaat de verplichting wordt opgelegd de nationale overheid aan te wijzen die met de uitzondering van de in de verordening omschreven opdracht wordt belast
- 2) Als ook wanneer de behoefte bestaat om de overtreding van de voorschriften van de verordening strafbaar te stellen. Er is nog geen EG-strafrecht! (zonder sanctie lijkt het niet meer dan een aanbeveling)
- Particulier kan zich voor nationale rechter beroepen voor verordening
- Richtlijnen
- Art 249, lid 3, EG-verdrag: de richtlijn is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is, doch aan de nationale instanties (ook gemeenschappen en gewesten voor België) wordt de bevoegdheid gelaten vorm en middelen te kiezen .
- De uitvoering van een richtlijn vereist veelal de omzetting ervan in het interne recht door middel van nieuwe wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen.
Soms zal de bestaande juridische context de omzetting d.m.v. nieuwe wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen overbodig maken. Dat impliceert nochtans volgens het Hof van Justitie dat die juridische context daadwerkelijk de volledige toepassing van de richtlijnen door de nationale overheden verzekert, dat de uit die context voorvloeiende rechtssituatie voldoende bepaald en duidelijk is en dat de begunstigden in staat zijn kennis te krijgen van al hun rechten en deze, zo nodig, te doen gelden voor de nationale rechterlijke instanties.
- Afgezien van deze bedenkingen moet men goed voor ogen houden dat in haast alle richtlijnen 2 groepen van bepalingen voorkomen
- 1) De verplichtingen die bij uitsluiting tot de bevoegde Belgische overheid zijn gericht en die derhalve geen regelgeving behoeven
- Vb.: verplichting tot het raadplegen of informeren van een EG-instantie omtrent de uitvoering van de richtlijn of de toepassing van de erin vervatte verplichtingen, …
- 1) De verplichtingen die bij uitsluiting tot de bevoegde Belgische overheid zijn gericht en die derhalve geen regelgeving behoeven
- 2) De verplichtingen die als reglementering tot regelen van het interne recht moeten worden gemaakt
Nationaal normerend optreden is slechts zinvol indien daardoor concrete verplichtingen worden opgelegd aan de Belgische geadministreerden: het louter hernemen in het interne recht van bepalingen van een richtlijn, die uitsluitend gericht zijn tot de overheid, heeft geen zin!
- De uitvoering van EG-richtlijnen verloopt (voor België) in 2 fasen:
- 1) Een wet of decreet waarbij de Koning of een gemeenschaps- of gewestregering ertoe gemachtigd wordt de uitvoering te verzekeren van de verplichtingen die uit de EG)richtlijn voortvloeien, welke maatregelen niet zelden het opheffen en wijzigen van wets- of decreet bepalingen kunnen inhouden
- 2) Vervolgens het uitvoeringsbesluit waarbij het Belgische recht effectief wordt aangepast. Zo nieuwe strafmaatregelen nodig zin, moet daarin bij wet of decreet worden voorzien
- Uitvoering van de richtlijn moet gebeuren bij wege van regelgeving, en niet door middel van administratieve instructies.
- Ondanks de richtlijn de adressaat de vrijheid van keuze van vorm en middelen lat, dienen deze zodanig te worden gekozen dat zij het meest geschikt zijn om, mede gelet op het onderwerp daarvan, het nuttig effect, dat wil zeggen, een redelijke en effectieve toepassing van de richtlijn, te realiseren.
- De lidstaat kan zich in geen geval op zijn keuzevrijheid betreffende de middelen tot uitvoering beroepen, om ieder rechtsgevolg aan de richtlijnbepaling te ontnemen.
- De materiële inhoud van de nationale uitvoeringsmaatregel moet overeenstemmen met de draagwijdte van de richtlijn. Deze moet volledig worden uitgevoerd, dus ook de elementen ervan die voor minder belangrijk kunnen doorgaan.
Afgezien daarvan verdient het aanbeveling zo dicht mogelijk bij de bewoordingen van de richtlijn aan te sluiten, omdat op die manier de kans op discussie omtrent de juistheid van de bedoelde uitvoering wordt verkleind. Als Franse tekst letterlijk is moet Nederlandse dat ook zijn.
- Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft geoordeeld dat in het uitzonderlijke geval waarin de lidstaat heeft nagelaten de krachtens de richtlijn vereiste uitvoeringsmaatregelen vast te stellen of dat die uitvoeringsmaatregelen niet met de richtlijn in overeenstemming zijn, de rechtsonderhorige zich op de rechtstreeks werkende bepalingen van een richtlijn mag beroepen tegenover de Staat die, binnen de hem door de richtlijn opgelegde termijn, zijn verplichtingen niet is nagekomen.
Alleen particulieren kunnen zich op de rechtstreeks werkende bepalingen van een richtlijn beroepen, en dan nog uitsluitend tegen met overheidsgezag beklede autoriteiten. Richtlijnen kunnen daarentegen nooit tegen een particulier worden opgeworpen, niet door nationale overheden evenmin door andere particulieren.