Ondertekening en medeondertekening
- Ondertekening
- Voor de federale overheid:
- a) wetten en koninklijke besluiten worden ondertekend door de Koning;
- b) ministeriële besluiten worden ondertekend door de ministers bevoegd voor de behandelde aangelegenheid;
- c) besluiten van staatssecretarissen worden ondertekend door de staatssecretarissen bevoegd voor de behandelde aangelegenheid.
Om te weten welke minister of staatssecretaris bevoegd is voor de behandelde aangelegenheid, raadpleeg de benoemingsbesluiten die hun bevoegdheden vaststellen.
- Voor de deelgebiedenkunnen uit de verschillende bestaande bepalingen de volgende algemene regels worden afgeleid.
- a) decreten van de gemeenschappen en gewesten, ordonnanties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en besluiten van de gemeenschaps- en gewestregeringen worden ondertekend zowel door de ministers bevoegd voor de behandelde aangelegenheid als door de minister die de regering voorzit;
- b) ministeriële besluiten van de gemeenschappen en gewesten worden ondertekend door de ministers bevoegd voor de behandelde aangelegenheid;
- c) ontwerpen van ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en besluiten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie worden ondertekend door de leden van het Verenigd College bevoegd voor de behandelde aangelegenheid ; (127)
- d) decreten van de Franse Gemeenschapscommissie en besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie worden ondertekend zowel door de leden van het College bevoegd voor de behandelde aangelegenheid als door het lid van het College dat het College voorzit.
Om te weten welke minister of welk lid van het (Verenigd) College bevoegd is voor de behandelde aangelegenheid, raadpleeg de benoemingsbesluiten die hun bevoegdheden vaststellen.
- Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest mogen ordonnanties en besluiten van de regering in beginsel niet worden ondertekend of medeondertekend door de gewestelijke staatssecretarissen, omdat ze geen deel uitmaken van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, zoals blijkt uit de artikelen 34, § 1, tweede lid, en 41, § 2, eerste lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen . Steunend op deze bepalingen heeft de Raad van State twee besluiten van de (128) Brusselse Hoofdstedelijke Regering vernietigd, die ondertekend waren door leden van de regering en door een gewestelijke staatssecretaris . (129)
Artikel 8 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 2000 tot regeling van haar werkwijze en tot regeling van de ondertekening van de akten van de Regering bepaalt evenwel: “De ontwerpen van ordonnantie en de in de Regering beraadslaagde besluiten worden ondertekend door de Minister en, eventueel, de Staatssecretaris die bevoegd zijn voor de aangelegenheid die het voorwerp uitmaakt van het ontwerp van ordonnantie of van het besluit.”
Gelet op de bewoordingen in de voormelde bijzondere wet en de interpretatie ervan door de Raad van State, rijst de vraag of dit artikel 8 kan worden toegepast zonder gevaar dat het besluit, dat ook ondertekend is door de gewestelijke staatssecretaris, wordt vernietigd of niet wordt toegepast door het bevoegde rechtscollege.
- Medeondertekening
- De medeondertekening betreft alleen de akten van de Koning. Overeenkomstig artikel 106 van de Grondwet kan “geen akte van de Koning gevolg hebben, wanneer zij niet medeondertekend is door een minister, die daardoor alleen reeds, ervoor verantwoordelijk wordt” .
Koninklijke besluiten moeten dus worden medeondertekend. Hetzelfde geldt voor wetten, daar deze door de Koning worden bekrachtigd en afgekondigd.
Medeondertekening kan gebeuren door één enkele minister, ongeacht diens bevoegdheden. Voor bepaalde aangelegenheden kan medeondertekening door enkele welbepaalde ministers evenwel bij wet of besluit worden voorgeschreven .
Krachtens artikel 104 van de Grondwet hebben de federale staatssecretarissen, voor de hun toegewezen aangelegenheden, alle bevoegdheden van een minister. Ze kunnen dus koninklijke besluiten medeondertekenen . Overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 maart 1972 betreffende de Staatssecretarissen, is, naast deze medeondertekening, evenwel die van de ministers waaraan ze zijn toegevoegd vereist voor:
- a) koninklijke besluiten waarbij een ontwerp van wet bij de Wetgevende Kamers wordt ingediend;
- b) bekrachtiging en afkondiging van wetten;
- c) reglementaire koninklijke besluiten;
- d) koninklijke besluiten houdende oprichting van een betrekking van de rangen 15 tot 17 in een ministerie of van dezelfde belangrijkheid in een instelling van openbaar nut, of houdende benoeming in een zodanige betrekking.