Sociaal overlegsysteem
- Allerlei vormen van overleg die in de loop van vele decennia “organisch” zijn uitgegroeid tot een complex geheel
- Kan op basis van een aantal criteria geordend worden
- Tweedelig overleg: uitsluitend met sociale partners (vakbond en patronaat)
- Drieledig overleg: sociale partners + overheid
- Geïnstitutionaliseerd: in specifieke daartoe opgerichte overlegstructuren met permanent karakter(bv. NAR)
- Niet-geïnstitutionaliseerd: occasioneel vooral driedelig overleg
- Niveau
- Interprofessioneel
- Sectorieel
- ondernemingsniveau
De overheid dan ook wegen op het tweeledig overleg zonder noodzakelijkerwijze deel te nemen
De overheid kan bij mislukken van een akkoord, zelf maatregelen opleggen
- indien de meerderheid van de akkoorden wordt afgesloten via:
- interprofessioneel overleg: centralisatie
- vooral bij hoge, monoforme organisatiegraden bij werkgevers en werknemers (bv. Zweden)
- beter in de macro-sfeer, minder goed voor individueel bedrijf
- sectorieel overleg: tussenpositie
- België, Nederland, Duitsland
- overleg op ondernemingsniveau: decentralisatie
- vooral bij lage syndicalisatiegraad en gebrek aan georganiseerde interprofessionele werkgeversorganisaties (USA, Frankrijk, UK, Japan)
- interprofessioneel overleg: centralisatie
- nationaal versus regionaal
- regionaal overleg wint belang (door regionalisering)
- de meeste materies inzake sociaal overleg zijn nog steeds nationale materies
- sociaal pact 24 april 1944
- legt de basis van het sociaal overlegsysteem
- legt de basis van het sociaal zekerheidssysteem