Thema 8: Goederen- en zakenrecht
a. Begrippenkader
- vermogensrecht, op te splitsen in:
- persoonlijke rechten: jij en ik
- zakelijke rechten: binnen specifieke termen
- intellectuele rechten
- goederenrecht: regelt de rechten die een rechtssubject op een rechtsobject kan hebben (=zakelijk recht)
- een zaak: een materieel voorwerp van recht dat lichamelijk is en dus tastbaar
- een goed: kan een lichamelijk zaak zijn of een onlichamelijk (bv intellectuele rechten)
b. Soorten goederen
- Roerende/onroerende goederen
- oorspronkelijk werd er een onderscheid gemaakt in Romeins recht en Ancien RegimeL
- RR: roerend: niet waardevol, onroerend: waardevol
- AR: roerend: verplaatsbare goederen, onroerend: niet verplaatsbare goederen
- In het burgerlijk wetboek wordt nu onderscheidden onroerend: goederen met economische waarde en roerend: residuaire categorieën
- het belang bij het maken van een onderscheid is zeer groot:
Onroerende goederen (4 soorten):
- naar aard
- niet verplaatsbaar niet typenmerk
- geldt voor het grond en alles wat blijvend met de grond een geheel uitmaakt
- grond, gebouw, brug, garage, bomen, beplanting,..
- door incorporatie
- goederen die eigenlijk roerend zijn, maar op een blijvende wijze in een OG zijn ingebouwd
- ze zijn dus verenigd met de OG waardoor ze hun zelfstandigheid verliezen
- buizen van verwarming, kraan, een havenkade,
- door bestemming
- goederen die eigenlijk roerend zijn maar als accessorium bij de OG horen
- deze goederen hebben dezelfde eigenaar en er is een duidelijke, blijvende band (ze zijn nodig voor exploitatie)
- toonbank, toog, landbouwgereedschap
- door het voorwerp waarop ze betrekking hebben
- onlichamelijke goederen die verband houden met een OG, onroerende zakelijke rechten
- erfdienstbaarheid, erfpacht, hypotheek
Roerende goederen (3soorten):
- uit aard
- gemakkelijk verplaatsbaar
- door wetsbepaling
- de wet bepaalt sommige goederen als roerend omdat de rechten betrekking hebben op een RG
- aandelen in een vennootschap
- door vervroegde roerendmaking
- Overige soorten
- lichamelijke goederen: materiële goederen met de zintuigen waarneembaar
- onlichamelijke goederen: immateriële goederen die niet zintuigelijk waarneembaar zijn en waarvan geen stoffelijk bestaan is (bv: ideëen, rechten)
- gebruiksgoederen: goederen die men meer dan 1 keer gaat gebruiken, zonder dat ze hun waarde of functie gaan verliezen (waarop in het boekhouden afschrijvingen worden geboekt)
- wanneer deze wordt uitgeleend blijft het risico bij de eigenaar en moet exact hetzelfde goed worden teruggeven
- verbruiksgoederen: goederen die na de eerste keer gebruik teniet gaan en verdwijnen (wijn, voedsel, brandstof
- het risicp ligt bij de lener bij uitlening en er moet een gelijkaardig voorwerp worden teruggeven als er iets gebeurt
- bv: je leent een auto en daarin zit 5000,00 geleend geld. Als de auto ontploft moet je de auto niet teruggeven (GG) maar de 5000,00 wel (VG)
- goederen in de handel: vervreemdbare goederen die vrij in omloop kunnen worden gebracht
- goederen buiten de handel: kunnen geen private eigenaar hebben en zijn dus onvervreemdbaar (bv: grond die publieke eigendom is)
- vervangbare goederen: goederen die bij nakoming van verbintenis onderling verwisselbaar, alleen de soort is bepalend (bankbiljetten)
- onvervangbare goederen: goederen die individueel bepaald zijn en zich onderscheiden van andere goederen van een gelijkaardig soort (GSM)
- overheidsgoederen: hier wordt een onderscheid gemaakt tussen openbare domeingoederen en private:
- openbare domeingoederen: buiten de handel, onvervreemdbaar, hebben een specifiek overheidsdoel
- tot het nut van iedereen (bib, straat, park)
- niet bedoeld voor iedereen (militair domein, gevangenis)
- private domeingoederen: in de handel, vervreemdbaar, geen specifiek overheids doel bv:gronden die het OCMW bezit mogen verpacht worden
- openbare domeingoederen: buiten de handel, onvervreemdbaar, hebben een specifiek overheidsdoel
- gemeenschappelijke goederen: behoren aan niemand toe, en iedereen mag er gebruik van maken (zee, lucht, licht)
- res nullius: dit zijn bijzondere goederen. Het zijn oorspronkelijk gemeenschappelijk goederen, maar ze kunnen een eigenaar hebben, namelijk degene die hem als eerste bezit (wilde dieren, vissen, bomen). Een probleem duikt op wanneer we res nullius gaan toepassen op achtergelaten goederen. Heb je het met opzet achtergelaten?
c. Zakelijke rechten
Heel belangrijk is dat we een duidelijk onderscheid maken tussen zakelijke rechten en vorderingsrechten:
Zakelijke:
- rechten die rechtssubject op rechtsobject heeft
- absolute werking: geldt voor iedereen
- volgrecht: geldt voor altijd (ook al wordt het goed vervreemd gaat het zakelijk recht over naar de nieuwe eigenaar)
- recht van voorrang: wordt op de erfgenamen overgedragen
- numerus clausus: het aantal zakelijke rechten is beperkt
- moeten duidelijk kenbaar zijn en staan gepubliceerd in het BW
We maken ook nog een onderscheid tussen zelfstandige en bijkomstige:
- zelfstandige zakelijke rechten bestaan op zichzelf zonder band te houden met andere rechtsverhoudingen en geven vol recht (eigendom en bezit) of genotsrecht.
- bijkomstige zakelijke rechten: zijn zakelijke zekerheden. Ze dienen een waarborg te geven tegen het naleven van bepaalde verplichtingen bv: hypotheek, voorrecht
Vorderings:
- tussen rechtssubjecten
- relatief: tussen 2 partijen
- persoonlijk
- onbeperkt in aantal
d. Eigendom
= recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken en is ter genoot, beheer en beschikking (het meest volle recht)
- genot van een zaak: onbrengsten mogen geïnd worden, en de vruchten opgeïst (fruit van de boomgaard verkopen)
- beheer van een zaak: men mag de zaak voor eigen doelstellingen aanwenden als eigenaar (huis verhuren)
- beschikken over een zaak: alle materiële handelingen mogen uitgevoerd worden (vervreemden, vernietigen, schenken)
In principe is eigendom een absoluut recht en mag de eigenaar er alles mee doen wat hij wilt maar er zijn toch een paar brengsingen:
- privaatrechtelijke beperkingen: verstreng aansprakelijkheidsregime voor
- rechtsmisbruik: als de eigenaar op kennelijk onredelijke wijze gebruik maakt van het eigendomsrecht kan hij aansprakelijk worden gesteld. Hierbij wordt verondersteld dat het recht alleen wordt uitgeoefend om schade te berokkenen aan derden, wat duidelijk wordt als het voordeel van de eigenaar << dan het nadeel van de derde. bv: schoorsteen op je dak plaatsen zodat de buurman helemaal geen zonlicht meer krijgt terwijl de schoorsteen onredelijk hoog is en makkelijk op een andere plaats kan worden geplaatst
- burenhinder: je moet altijd respecteren dat je buren ook eigendomsrechten hebben en dus eveneens een gelijk recht op genot. Genot is voor iedereen subjectief, dus misschien wil jouw buurman wel mediteren terwijl jij zelf graag heel hard drumt. Hier geldt dan de evenwichtsleer: je moet allebei met elkaar rekening houden. Bij overdreven last kan wel een schadevergoeding worden gevraagd, en geldt hier foutloze aansprakelijkheid. Dit kan ook worden aangevraagd indien er een geval is met de overheid, waarbij er bijvoorbeeld wegenwerken zijn en jou handelszaak moeilijk te bereieken is. Hier kan je ook weer een schadevergoeding gaan aanvragen.
- publiekrechtelijke beperkingen: de overheid treedt altijd op in termen van het algemeen belang en kan dus bepaalde maatregelen nemen:
- onteigening: indien er een strikte wettelijke procedure plaatsvindt en tegen een bilijke en voorafgaande schadevergoeding, kan de overheid iemand uit zijn eigendomsrecht zetten (spoor die recht door jouw tuin moet, actueel: mensen die uit hun huis in Doel moeten opdat de haven zou kunnen uitbreiden)
- opeising: in geval van noodtoestand kan een RG of OG door de overheid worden opgeïst zonder voorafgaande schadevergoeding (want duh, het is een noodgeval) bv: jij hebt een loods vol zandzakken. Deze worden dan in beslag genomen opdat een overstroming kan worden tegen gehouden
- erfdienstbaarheden: voor het plaatsen van elektriciteitsleidingen
- wetgeving op stedenbouw en ruimtelijke ordening: er mag niet op landbouwgrond worden gebouwd
Hoe kan iemand eigendom verwerving? (3 wijzen)
1. Afgeleide eigendomsverwerving
= de ene partij draagt het eigendom over aan een andere partij dmv. overeenkomst, verkoop, schenking, erfrecht, …
Belangrijk hierbij is:
- persoon van wie men het goed krijgt moet de eigenaar zijn
- er is een verschil tussen OG en RG van wanneer men eigenaar wordt:
- OG: voor de partijen wanneer er een wilsovereenstemming is over het goed en de prijs, voor derden vanaf dat het hypotheekkantoor is ingelicht
- RG: hier is geen publiciteitssysteem, maar geldt bezit als titel (wel op voorwaarde dat het uit goede trouw is overgedragen!)
2. Oorspronkelijke eigendomsverwerving
= titularis vestigt zelf het eigendom, zonder dat zijn rechten afhankelijk zijn van de vroegere eigenaar. Onderscheid tussen:
- toe-eigening: de goederen behoren aan niemand toe of worden vrijwillig achtergelaten = res nullius. Degene die als eerste de zaak claimt wordt de eigenaar (visvangst, schelpenvangst)
- vinding: men wordt eigenaar dat men totevallig ontdekt of waarvan de eigenaar niet gekend is
- als het goed gevonden is op publiek domein moet het aan de overheid worden gegeven
- als het goed op een grond is gevonden (schatvinding) wordt de opbrengst verdeeld tussen de eigenaar van het grond en de vinder
- wanneer een RG toevertrouwd wordt aan een ondernemer, ambachtsman of handelaar om te bewaren, herstellen, bewerken, enzovoort, en het wordt niet opgehaald, wordt de ondernemer eigenaar na 1 jaar (en na 6 maanden indien het een motorvoertuig is)
- natrekking: de eigenaar heeft recht op al hetgeen dat de zaak voortbrengt en op alles wat zich met de zaak verenigt = aanwas. Dit is heel belangrijk bij OG’s: het eigendom van de grond houdt het eigendom in van het grond + alles wat zich op die grond bevindt! Dit wordt vaak vergeten bij scheidingen. Als de man het grond heeft gekocht uit zijn EV en het huis is gebouwd uit gemeenschappelijke goederen of uit EV van de vrouw, heeft de man volledig eigendomsrecht van het huis
3. Mede-eigendom
Er wordt vrijwillig samen een huis gekocht, door externe omstandigheden wordt de eigendom verdelt (erfenis) of het mede-eigenaarsschap is gedwongen (het gemeenschappelijk deel in een appartementsgebouw). De daden van beheer gebeuren steeds te samen (raad opgesteld voor beheer in appartementen) en de daden van beschikken zijn voor elke mede-eiegenaar vrij naargelang zijn aandeel. Dit kan vooral bij erfenis voor moeilijke situaties zorgen. Door onverdeeldheid krijgen 3 kinderen het huis. Als 2 het huis willen verkopen maar 1 niet, zullen ze het huis ook daadwerkelijk niet kunnen verkopen. Hij kan dan wel via rechtsvordering uit onverdeeldheid treden.
4. Timesharing = multi-eigendom
Het eigendomsrecht is niet exclusief maar meerdere mensen hebben deeltijds eigendomsrecht.
5. Bezit
= de feitelijke macht over een zaak van een persoon die als eigenaar optreedt (bv: je koopt een huis, maar de verkoper was geen eigenaar => jij bent slechts de bezitter)
- kan vanwege een materieel element: buitstaander denkt dat die persoon de eigenaar is
- of vanwege intentioneel element: het was de bedoeling om zich als eigenaar te gedragen
- bezit ter goede trouw: men heeft de oprechte overtuiging eigenaar te zijn
- bezit ter kwader trouw: men wist of moest weten dat de zaak verkregen was van iemand die geen titularis was. Dit wordt nooit verondersteld en moet altijd bewezen worden
Gevolgen:
- bij OG: als gedurende een bepaald termijn iets ongestoord bezit is van iemand wordt hij beschouwd als de eigenaar
- bezit moet deugdelijk, voortduren, openbaar en ondubbelzinnig uitgeoefed worden
- te kwader trouw: na 30 jaar
- te goeder trouw: na 10 of 20 jaar
- bij RG:
- bezit geldt als titel, tenzij de echte eigenaar tegenbewijs kan leveren
- bezit is de manier van eigendomsverwerving. Een derde die ter goeder trouw een goed koopt krijgt onmiddelijke eiendomsrecht door zijn bezit (tenzij de echte eigenaar kan bewijzen dat het goed gestolen is of verloren) Ter kwader trouw geldt een evrjaringstermijn van 30 jaar
e. Vruchtgebruik
= het levenslange recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft het genot te hebben, en dus in feite op te treden als eigenaar zelf, onder de verplichting dat de zaak in stand wordt gehouden en in natura terug kan worden gegeven.
≠ beschikkingsrecht waarbij er mag worden verkocht, weggeschonken
- plichten bij aanvang: boedelbeschrijving of inventaris
- plichten tijdens: zaak in stand te houden, bestemming van de zaak eerbiedigen, zorgen voor herstellingen en onderhoud
- plichten aan einde: teruggave in de staat waarin het zich normaal had moeten bevinden
f. Erfdienstbaarheden
bv: recht op uitzicht, recht van uitweg
- zakelijk recht: is niet gebonden aan de personen maar aan het erf
- bijkomend recht: hangt vast aan het heersend erf en kan niet afzonderlijk worden verkocht of gehypothekeerd
- eeuwigdurend
- kosteloos
- nietafkoopbaar
g. Erfpacht en opstal
Erfpacht: een zakelijk (moet overgeschreven worden op hypotheekkantoor) en tijdelijk recht (min 27jaar, max 99jaar) om het volle genot (gebruik+vrucht) van andermans OG te hebben onder verplichting om de eigenaar jaarlijks een vergoeding te betalen. De erfpachter mag bouwen en planten op de grond, en mag de waarde van het goed niet veranderen, maar de bestemming ervan wel
bv: de overheid die liever aan erfpacht doet dan eigendom winning
+ : de investering kost minder voor de overheid
blijft het bezit van een privé persoon
-: de erfpachter mag de overheid altijd vragen de grond terug te geven
Opstal: zakelijk en tijdelijk recht (max 50 jaar) om op andermans grond gebouwen en beplantingen te bezitten. Hierbij is een vergoeding niet essentieel, en is er een horizontale splitsing van het eigendomsrecht namelijk:
- grondeigenaar blijft eigenaar van de grond
- opstalhouder is de eigenaar van de gebouwen op en/of onder de grond
De opstalhouder mag dus bouwen, planten, .. en tijdens de duur van het opstelrecht blijft hij de eigenaar. Aan het einde van het opstalrecht moet de eigenaar alle gebouwen of beplantingen die de opstalhouder niet heeft weggenomen vergoeden
+ geen grond te kopen en het is geen cijns maar een afspraak
bv: appartementen aan de kust
h. Zakelijke zekerheisrechten
Zekerheden = waarborgen die de SE heeft dat de SA zal betalen:
SA moet steeds betalen met zijn geheel vermogen en de SE kan beslag leggen op alle goederen van de SA indien niet betaald wordt. Of bij een samenloop van meerdere SE’s hebben ze allemaal recht op een evenredig deel van het vermogen van de SA. Toch is dit soms niet handig voor de SE en zijn er dus soms zekerheden nodig:
- persoonlijke zekerheden: een derde zal worden aangesproken indien de SA niet aan zijn schulden kan voldoen = borgstelling
- zakelijke zekerheden: een goed dient als zekerheid tot betaling van de schuld. Deze heeft volgrecht en voorrecht:
- voorrecht: SE die een zakelijke zekerheid heeft wordt betaald voordat de andere SE’s worden betaald. Probleem is dat de wet hiervan al vele soorten heeft opgesteld:
◦ algemene voorrechten: kunnen slaan op alle goederen (belastingen)
◦ bijzondere: betrekking op welbepaalde goederen (kosten gemaakt tot behoud van een zaak)
◦ als er meerdere voorrechten zijn geldt de rangregeling:
▪ bijzondere (datum publicatie bepaalt anterioriteit) > hypotheken > algemene
- hypotheek = zakelijk recht op een OG ter voldoening van een verbintenis. Hierop is volgrecht en recht op zaakvervanging (als het huis in brand gaat bestaat de hypotheek erop nogsteeds). De SA heeft volledige beschikkingsrecht, maar mag de waarde van de OG niet verminderen om op die manier de hypotheek omlaag te trekken
◦ wettelijke hypotheken: staat heeft een hypotheek op alle goederen van belastingsplichtigen
◦ bedongen hypotheken: dmv. hypotheekcontracten. Komen tot stand via overeenkomst en er is een authentieke akte vereist
◦ tenietgaang wanneer de lening volledige is afbetaald en de hypotheek is gezuiverd
- pand= eigenlijk een RG! Hierbij wordt een contract opgesteld waarbij de SA(pandgever) een RG afgeeft aan de SE (pandhouder) tot zekerheid van de voldoening van de schuld
◦ er is geen volgrecht voor de pandhouder
◦ de SA blijft eigenaar, dus hier geldt bezit niet als eigendom voor de pandhouder
◦ tijdens zijn bezit mag de SE het geod niet gebruiken maar de opbrengsten wel innen
◦ uitzondering: handelspand. Handelszaak wordt onderpand (soort hypotheek)
i. Intellectuele rechten
= rechten op immateriële onlichamelijke bestanddelen van een handelszaak. Kenmerken:
- uitvinding, naam, vorm ve product
- absolute rechten op iets onstoffelijks
- verbodsrecht: gebruik is afhnakelijk van de toestemming van de titularis
- er is een tijdelijk monopolierecht wat concurrenten motiveert om te investeren in onderzoek en on te spelen op concurrentie op lange termijn
- volgrecht
- wettelijk geregeld
De soorten:
- Auteursrechten: gelden alleen voor ideëen die zijn neergeschreven/ zintuigelijk waarneembaar
- beschermt de concrete en originele vorm van een intellectuele of artistieke schepping
- moet origineel zijn
- er is geen officiële registratie voor noodzakelijk
- de duur is tijdelijk: gedurende het leven van de auteur + 70 jaar erna (belangrijk voor het vermogensrecht)
- geldt voor de uitvoeder van de opdracht zelf (en dus niet voor de opdrachtgever)
- dit recht wordt ingeroepen vanwege morele rechten (reputatie) maar vooral voor vermogensrechten (reproductierecht en publiek mededingingsrecht)
- uitzonderingen gelden in het onderwijs, bibliotheken, parodiën
- In het geval van Walt Disney zijn de auteursrechten verlengd omwille de miljarden dollars die in het bedrijf zijn gewaarborgd
- Octrooien = exploitatierecht op een technische uitvinding die industrieel toepasbaar is
- uitsluiten recht
- verbodsrecht: octrooihouder mag optreden tegen namaak
- tijdelijk: 20 jaar
- idee moet nieuw zijn, iets scheppen wat nog niet bestaat
- er is een geheimhoudingsclausule, de uitvinding mag met niemand gedeelt zijn alvorens de octrooi wordt aangevraaagd
- moet toepasbaar zijn in het bedrijfsleven
- aanvraag verloopt via FOD Economie
- krijgt exclusieve exploitatierechten en monopolierecht
- Merken = tekens om de handelswaar, producten, diensten van een onderneming te onderscheiden
- onderscheidend vermogen moet groot zijn
- moet tekenbaar zijn en vatbaar voor grafische voorstelling
- registratie gebeurt bij de BBIE
- tijdelijk: 10 jaar, is hernieuwbaar
- Bijzonderheden:
◦ een soortnaam kan zijn rechten verliezen wanneer het dusdanig in de volksmond wordt opgenomen (bv: aspirine)
◦ een kleur kan ook een merk zijn: de rode zolen van Louboutin
◦ er bestaan ook collectieve merken die door verschillende ondernemingen ter onderscheiding van een gemeenschappelijk kenmerk van hun waren en/of diensten wordt gebruikt
◦ een vorm: Coca Cola flesje
◦ plaatsnamen: Champagne komt uit Champagne
- wordt binnen klassen gedeponeert (kleding, voedsel, …)
- maar gebruik van overeenstemmende tekens voor niet soortgelijke waren kunnen tegen worden verzet indien het een ongerechtvaardigd voordeel biedt of als er juist afbreuk is