a. Internationaal en supranationaal recht
Zoals al eerder gezien hebben internationaal en supranationaal recht een verschillende definitie:
internationaal: de grondwet laat toe dat er verdragen gesloten worden
supranationaal: de grondwet laat toe dat bepaalde bevoegdheden worden overgedragen aan supranationale instellingen
verdrag: een internationaal geschreven overeenkomst dat wordt gesloten tussen staten en wordt beheerst door het volkenrecht
Om te zien in welke maten een verdrag invloed heeft moeten we kijken naar 1. het land dat gebonden is en 2. of het verdrag rechtstreekse invloed heeft of niet
1. een land kan kiezen tussen 2 systemen waarbij verdragen toepasbaar worden:
- dualisme: een verdrag wordt pas een wet als er een wet van wordt gemaakt. Dit noemen we de transformatieleer. Een omgezet verdrag krijgt voorrang op vroeger wetten, maar niet op latere wetten
Dat een omgezet verdrag voorrang heeft op vroegere wetten maar niet op latere kunnnen we uitleggen aan de hand van een voorbeeld:
stel op 8okt vindt de transformatie plaats en op 9okt maakt de wetgever een nieuwe wet omtrent hetzelfde onderwerp. De wet van 9okt zal vanaf nu gelding hebben => de macht ligt volledig in de handen van de wetgever
- monisme: het recht vormt een eenheid. Als er een verdrag wordt goedgekeurd, is het automatisch een wet, maar hier moet wel een verschil worden gemaakt tussen verdragsbepalingen met of zonder directe werking
- met directe werking: heeft invloed op
- verdragsbepalingen die enkel rechten/plichten bevatten voor de verdragsluitende Staten => rechtsonderhorigen kunnen zich niet op het beginsel beroepen en de Staten verbinden zich ertoe om de bepalingen in te voeren in het nationale recht
- verdragsbepalingen die rechten/plichten meebrengen voor rechtsonderhorigen => deze kunnen door rechtsonderhorigen worden ingeroepen voor nationale rechtbanken indien ze niet worden uitgevoerd
- een verdrag moet steeds geïncorporrerd zijn in het nationale recht indien de bepaling volgende duidelijk is
- de vraag naar het praktisch karakter van de directe werking kan worden getest:
- objectief criterium: de bepaling moet op zichzelf toepasbaar zijn, juridisch duidelijk, precies, volledig en onvoorwaardelijk = self- sufficient (bv: man is gelijk aan vrouw)
- subjectief criterium: dit is wat de verdragspartijen ermee bedoelen (hierbij is indirecte werking mogelijk, maar directe werking mag niet uitdrukkelijk uitgesloten zijn)
Wanneer we het over Europees recht hebben is deze altijd onmiddellijk toepasselijk. Toch spreken we niet van Europese wetten (zie de schrik van EU om federale overheid te vormen) maar verordeningen en richtlijnen:
- verordening: steeds onmiddellijk toepasbaar. Je kan als deze niet wordt nageleefd steeds opkomen in horizontale en verticale zin. Een verordening leidt steeds tot een gelijk resultaat in alle lidstaten
- richtlijnen: deze moeten nog wel degelijk omgezet worden, maar binnen het termijn dat eraan is opgelegd (dit duidt dus niet op dualisme!!). Wanneer de overheid niet optijd de richtlijn ozet kan de burger hierop beroep doen. De richtlijn kan dus maanden bestaan, maar pas als hij is omgezet (of niet omgezet) kan hij o=erop beroepen. Richtlijnen hebben geen horizontale werking. Richtlijnen kunnen tot een verschillend resultaat leiden
We bespreken binnen de internationale en supranationale normen ook nog de fundamentele rechten en vrijheden:
- fundamentele rechten: deze zijn eigen aan de mens en zijn universeel. Ze zijn er om te waarborgen dat personen op een vrije en menswaardige wijze kunnen functioneren.
- 1e generatie: houden eerder negatieve verplichtingen in van de overheid (waarbij de overheid wordt verboden om in te mengen) : recht om te stemmen, -> van de verlichtingsfilosofen
- 2e generatie: positieve verplichtingen van de overheid (waarbij de overheid voor ons zorgt): mens moet een menswaardig bestaan hebben, recht op arbeid -> van het marxisme
- 3e generatie: recht op eigenland, recht op exploiteren -> van het kolonialisme
- De fundamentele rechten en vrijheden door de EU opgelegd zijn vastgelegd in het Verdrag van Lissabon en de VN en Raad van Europa hebben ook ieder bepaalde verdragen en verklaringen opgesteld om deze funamentele rechten te vrijwaarden
- onder vrijheden verstaan we meer de vrijheid van de fysieke persoon, vrijheid van de geest, … en bij de rechten kijken we voornamelijk naar de burgerlijke, politieke en socio-economische rechten
b. De Grondwet
= de basis van alles in materiële zin
In formele zin is het een boek dat niet zomaar wijzigbaar is maar waarvoor een specifieke wijzigingsprocedure is opgelegd:
c. Bijzondere meerderheidswetten en bijzondere decreten en ordonnanties
Bijzondere meerderheidswettenzijn zo belangrijk dat wanneer deze worden besproken iedereen van elke taalgroep aanwezig moet zijn en 2/3 van het geheel van de stemmen vormt pas een ja-stem (in tegenstelling tot de normale 50%+1)
d. Samenwerkingsakkoorden
Dit zijn samenwerkingsvormen tussen gemeenschappen, gewesten en de federale overheid die worden vastgelegd door de uitvoerende macht, meestal met vereiste goedkeuring van de wetgevende macht.
Na (a), (b), (c) en (d) komen pas de gewone wetten.