Adorno’s ‘Authoritarian Personality’
- Gepubliceerd in Sociologie
- Lees 1295 keer
- De ‘Frankfurter Schule’
→ Institut für soziale Forschung : rijke joodse zakenman investeerde zijn geld in sociaal wetenschappelijk onderzoek
→ Onderzoekers; van joodse afkomst bv. Adorno
=> Communicatieonderzoek dat kritisch was = eigen wetenschapsopvatting
- wetenschappers objectief: feiten en theorieën
■ Feiten = producten van mensen, niet zomaar feit maar nagaan maar bekijken in welke mate die handelingen bekritiseerbaar zijn, niet enkel beschrijven
■ + Emancipatorische wetenschap: wegen laten zien van hoe het zou kunnen zijn, wat de samenleving zou kunnen zijn: feiten bestuderen + bekritiseren
■ + geïnspireerd op Marxistisch denkbeeld
→ Problemen onder Hitler: joden + kritiek + communistisch instituut overgebracht in New York
- New School for Social Research (N.Y.)
→ Adorno: overgeplaatst naar VS: geconfronteerd met kapitalisme en consumptiemaatschappij
→ Keizerrijk (conservatief) opkomst van fascisme en doorbraak van nazisme consumptiemaatschappij
=> Kritische blik op die maatschappij in zijn boek
→ Onderzoek naar wat maakt mensen vatbaar voor het fascisme
=> Welk persoonlijkheidstype is geschikt om in te passen in zo’n regime ? wanneer is iemand geneigd tot een autoritair gedrag? F-schaal
=> Onderzoek Adorno: zijn mensen die een autoritaire opvoeding hebben genoten, meer autoritair dan anderen
→ Ontwikkeling v schalen voor elk levensdomein om mate van bevooroordeeld denken te meten
→ Resultaat: respondenten die bevooroordeeld waren op één schaal, waren dat ih algemeen ook op andere schalen
=> Vooroordelen ten opzichte van joden gingen samen met vooroordelen tegen andere minderheden
=> Conclusie: mensen met rigidere opvattingen vertonen volgende kenmerken
→ onderdanig t.o.v. superieuren & bazig t.o.v. ondergeschikten
=> Onderdaniger/ondergeschikt gedrag ten aanzien van mensen die zij beschouwden als superieur en baziger/wreder ten aanzien van mensen die zij als inferieur beschouwden; dus geen radicale bullebak
- ~hiërarchische model van nazi-maatschappij
→ intolerant in seksuele en religieuze attitudes
→ opvoedingspatroon: ouders tonen geen directe affectie en liefde, maar blijven afstandelijk en gedisciplineerd (~socialisatieproces)
=> gevolg: wanneer de volwassene geplaagd wordt door onverwerkte angsten, kan hij die enkel controleren door rigide attitudes aan te nemen
→ niet bestand tegen ambivalente situaties: hang naar duidelijkheid
= situaties van instabiliteit en onzekerheid men wil zekerheid, men kan niet om met ambivalentie (= tweewaardigheid)
→ rigide denkschema’s dat leidt tot stereotiep denken
= stereotype vooroordeel : bv. het is een jood, dus het is inferieur
→ negeren van inconsistenties
=> zolang het een negatieve attitude is t.o.v. groep stemt men ermee in; stereotype opvatting van ‘de jood’ fungeert als verzamelnaam voor al wat men afwijst, ook al gaat het om onderling tegenstrijdige zaken
- Kritiek
→ Twijfel over betrouwbaarheid van de schaal
→ Autoritaire houding is geen persoonlijkheidskenmerk maar weerspiegelt waarden en normen van een bepaalde subcultuur
=> Ook bevestiging door ander onderzoek
→ Hartley: individuen met een negatieve houding t.o.v. leden van één minderheid, hebben vaak ook negatieve houdingen t.o.v. leden van andere minderheidsgroepen
→ individuen met negatieve houdingen t.o.v. bestaande groepen , nemen ook negatieve houdingen aan t.o.v. groepen waarvan men nog nooit kon gehoord hebben
=> autoritaire opvoeding in Kaiserreich
→ in het Kaisserreich heersde een militaire eenduidigheid
- wanneer dit werd vervangen door een instabiele samenleving, snakt men naar een nieuwe duidelijkheid, nieuwe indeling, nieuwe helderheid
- deze helderheid wordt gevonden in de Führer