Bestrijding van vooroordeel en discriminatie
- Gepubliceerd in Sociologie
- Lees 1512 keer
Een maatschappij zonder bevooroordeelde burgers is een utopie. Het is wel belangrijk ervoor te zorgen dat vooroordelen in de echte maatschappij geen destructieve gevolgen hebben. Zeker als de emotionele component van vooroordelen te sterk wordt, gaat het mis en kunnen vreemdelingenhaat of burgeroorlogen ontstaan.
Hoe kunnen vooroordelen en discriminatie nu bestreden worden? Een van de theorieën hierrond, is de contacthypothese (zie ook eerder). De kern ervan is dat er contact moet tot stand komen tussen groepen met problematische onderlinge verhoudingen. Niet elke vorm van contact is daarvoor geschikt. Contact moet aan enkele voorwaarden voldoen (Allport, 1954):
- Er moet een coöperatieve onderlinge afhankelijkheid zijn: de groepen streven gemeenschappelijke doelen na.
- Het contact moet gebaseerd zijn op een gelijke status en gaat niet gepaard met baas-knechtverhoudingen of met grote verschillen in sociaaleconomische klasse.
- Er dient voldoende ruimte te zijn om elkaar ook persoonlijk te leren kennen.
- Het contact ondervindt de steun van autoriteiten zoals de wet of de directie van de organisatie.
Uit meerdere onderzoeken bleek dat contact een positief effect heeft op de onderlinge relaties. Contact leidt ertoe dat de angst die ontstaat wanneer men met leden van een ‘andere’ groep in contact treedt, afneemt. Bovendien kunnen stereotypen ontkracht worden door persoonlijke interactie met de andere groep. Weerlegging van stereotypen kan via een voortdurende stroom van positieve, persoonlijke ervaringen met mensen uit de andere groep.
De gebruikelijke, maar waarschijnlijk minst effectieve manier om vooroordelen en discriminatie tegen te gaan, is de verspreiding van informatie: televisiespotjes, brochures of boeken waarin getracht wordt vooroordeelvrije informatie over de diverse etnische groepen te geven. Maar mensen hebben de neiging de werkelijkheid vertekend waar te nemen. Dat geldt natuurlijk ook voor deze vormen van informatie. Als die al de aandacht van de bevooroordeelde persoon weet op te wekken, dan is de kans groot dat vooral informatie verwerkt wordt die consistent is met zijn stereotypen en vooroordelen.
Een tweede probleem van acties gericht op de verandering van cognities is dat ook al treden de gewenste veranderingen op, deze nog geen garantie bieden dat het feitelijke gedrag ook verandert. Ookal veranderen de mensen hun ideeën over andere groepen, dat wil nog niet zeggen dat dit wordt omgezet in positiever gedrag of minder discriminatie.
Het is daarom effectiever de acties te concentreren op een verandering van het gedrag. Denk maar aan het rookverbod in openbare gebouwen: dit heeft veel meer effect gehad dan de jarenlange informatieve antirookcampagnes. Daarom zijn maatregelen als positieve discriminatie, strengere wetgeving ten aanzien van discriminerende praktijken en het verbieden van discriminatie dus zinvoller dan voorlichtingsprogramma’s. De aanbevelingen op grond van de contacthypothese spreken voor zich: breng de groepen met elkaar in contact, maar zorg ervoor dat aan de vier voorwaarden van Allport wordt voldaan.