Communicatie in hoog- en laagcontext culturen
- Gepubliceerd in Sociologie
- Lees 3114 keer
Communicatie gebeurt altijd binnen een bepaalde context. Tijdens het communiceren komt er zoveel informatie binnen via de zintuigen dat de mens filters nodig heeft om te bepalen welke stimuli hij kan ontvangen. Hoeveel of hoe weinig betekenis je uit de context haalt, verschilt van cultuur tot cultuur. Hall onderscheidt hoog- en laagcontext culturen, waarbij hoog of laag niet beter of slechter betekent.
Laagcontext cultuur
- In een laagcontext cultuur wordt informatie expliciet gecommuniceerd met woorden. De betekenis van een boodschap wordt vooral afgeleid uit de woorden waarmee deze gecodeerd is. In een laagcontext cultuur hebben mensen de behoefte om informatie te structureren in delen. Agenda’s, notulen en contracten helpen om informatieverkeer vlot te laten verlopen. Ook persoonlijke relaties, het werk of dagdagelijkse zaken worden apart gecompartimentaliseerd. Informatie komt niet soepel over. Veel blijft verborgen in die aparte compartimenten.
- In België is het de norm om vanuit weinig context te communiceren. Dit wil niet zeggen dat iedereen in België zo communiceert, maar wel een groot deel van de Belgische bevolking.
- Voorbeelden: Noordwest-Europa, Noord-Amerika (VS en Canada), Australië, Nieuw-Zeeland
Hoogcontext cultuur
- In hoogcontext culturen zit een deel van de boodschap in de persoon zelf en in de context van de communicatie. Er wordt weinig expliciet met woorden overgedragen, maar veel op non-verbale wijze. Wat is de historie, de relatie, de sfeer waarin de gebeurtenis zich afspeelt? Welke non-verbale aspecten spelen een rol?
- Mensen in hoogcontext culturen leven in grote gemeenschappen en beschikken over brede netwerken, waarbij persoonlijke en zakelijke netwerken op een natuurlijke wijze in elkaar overvloeien. Via hun netwerken houden mensen elkaar op de hoogte van veel informatie.
- In het zakelijke leven hoeft slechts weinig op papier gezet te worden: contracten zijn er niet of slechts kort en ongedetailleerd. Men beschikt immers over veel meer dan woorden om te bepalen wat men wil communiceren. Je kan een band opbouwen zonder expliciet over de zakelijke inhoud te praten. De bedoeling van de gesprekspartner kan vaak afgeleid worden uit de relatie met de gesprekspartner.
- Voorbeelden: Zuid-Europa, landen rond de Middellandse Zee, Midden- Oosten, Azië, Afrika, Latijns-Amerika
VOORBEELD
Paul, een Nederlandse architect, kreeg een uitnodiging om te komen praten met een Russische zakenman over een te bouwen hotel in Moskou. Deze zakenman had weinig interesse in de mooie portfolio die Paul had meegenomen. Hij nam hem twee dagen mee op stap langs de restaurants, nachtclubs en galerijen van Moskou. Ze dronken samen heel wat flessen champagne leeg. Hij liet hem zijn huis zien en toonde op een flatscreen foto’s van zijn vrouw en kind op een tropisch strand. Op zondagochtend ontbeet Paul thuis bij het gezin van zijn Russische zakenpartner. Een uur voordat Paul weer op het vliegtuig naar Nederland stapte, trok hij zijn stoute schoenen aan en vroeg de zakenman of hij de opdracht nu ook daadwerkelijk had. Waarop de Rus hem lachend op de schouders sloeg: “Natuurlijk, dat was toch al lang duidelijk? Ze vertrouwden elkaar toch?”. Een contract was niet nodig.
Bron: Hoefnagels & van Egmond, 2010, p. 80
VOORBEELD
Aan studenten in een internationale managementopleiding met diverse achtergronden werd gevraagd om een huis te beschrijven.
- Veel voorkomende antwoorden van Nederlandse studenten (laagcontext cultuur) waren:
- Vier muren, een puntdak, een voordeur en ramen. Een vrijstaand huis met een grote tuin, oprit en garage.
- Voorbeelden van studenten uit een hoogcontext cultuur:
- Het huis is vol met lieve mensen. Vader, moeder, grootouders en kinderen. Ze eten samen. Als ik ’s avonds laat thuiskom, brandt er nog licht.
- Het is in een laan met grote oude bomen. Daar woonde vroeger een kunstenaarsechtpaar. Ze zijn overleden en hun dochter heeft het huis verkocht.
- Het huis is in Barcelona. In een buitenwijk, niet ver van het centrum.
- Het is modern.
- Bron: Nunez, Mahdi & Popma, 2010, p. 21-22
Samengevat:
- In sommige culturen waarin veel is geëxpliciteerd en context minder telt, zoals die van het Noorden en het Westen, komen sprekers bijna meteen ter zake en praten eventueel daarna nog wat door.
- In culturen waarin weinig is geëxpliciteerd en context veel meer telt, zoals die van het Zuiden en Oosten, wordt vaak gepraat over allerlei andere dingen en de sprekers komen pas na verloop van tijd tot de kern. De gesprekspartners willen elkaar eerst wat beter leren kennen en de onderlinge verhoudingen aftasten alvorens verder op de zaken in te gaan.
Enkele kritische kanttekeningen bij hoogcontext en laagcontext cultuur:
- De geografische verdeling van laag- en hoogcontextculturen is niet zo evident:
- De landen in Midden-Europa zijn bijna laagcontext cultuur te noemen, maar zijn vergeleken met Noordwest-Europa toch meer te plaatsen in een hoogcontext cultuur. Je zou kunnen spreken van middencontext cultuur.
- Oost-Europa ligt tussen hoogcontext en middencontext in.
- Hou steeds rekening met plaatselijke verschillen en subculturen.
- Vrouwen communiceren met meer context dan mannen.
- Ouderen gebruiken meer context dan jongeren.
- Ook individuele ervaringen kunnen verschillen teweegbrengen in je behoefte aan context.
- In België kunnen mensen van Marokkaanse afkomst thuis gewend zijn aan hoogcontext communicatie maar op hun werk gewend zijn te communiceren met laagcontext communicatie.