Menu

Culturele dimensies van Hofstede

Deel dit artikel:

Het meeste onderzoek naar nationale culturen heeft betrekking op de beschrijving van individuele landen. Een bekende uitzondering hierop is het werk van Hofstede (1980) dat op data van meer dan 40 landen is gebaseerd. De Nederlander Geert Hofstede kwam tot zijn cultuurmodel naar aanleiding van een onderzoek binnen IBM in de jaren '60. Hofstede heeft zo’n 180 000 vragenlijsten uitgezet bij vestigingen van IBM in meer dan 50 verschillende landen. Je zou verwachten dat er een gedeelde IBM-bedrijfscultuur zou zijn waarbinnen alle medewerkers dezelfde ideeën hebben over werk, macht, vrijheid en status. Maar er bleken grote verschillen te zijn tussen de verschillende landen. Hofstede ontwikkelde daarop een aantal dimensies waarmee hij de scores van de verschillende landen kon uitleggen. Een dimensie is een aspect van waaruit je de cultuur kunt vergelijken met andere culturen.

- Machtafstand

- Individualisme en collectivisme

- Masculiniteit en feminiteit

- Onzekerheidsvermijding

- Lange en korte termijn gerichtheid

- Indulgent en restraint culturen

Hofstede benadrukt dat de scores van toepassing zijn op nationale culturen en dus niets zeggen over individuen in een land. Nationale en regionale verschillen met invloed op het functioneren van institutionele organisaties (als overheden, gezinnen, bedrijven, scholen, ideeën) werden in zijn model zichtbaar gemaakt. Een belangrijk gegeven is dat zijn dimensies samenhangen met de economische indicatoren. Individualisme hangt sterk samen met welvaart, een lage machtsafstand hangt daar matig mee samen en onzekerheidsvermijding zwak negatief. De enige dimensie die ongecorreleerd is met welvaart is de masculiniteits/femininiteitsdimensie. Deze is volgens Hofstede de enige puur culturele dimensie.

Hofstede is de meest geciteerde expert op het gebied van cultuurvergelijkende studies. Toch kreeg zijn ordening veel kritiek door zijn soms al te strikte, statische en daardoor vaak ook stigmatiserende culturele aanpak. Zo verwijt men Hofstede dat hij nationale culturen zomaar toepast op individuen. Ook zou het aantal dimensies arbitrair zijn. De benadering zou een statisch en stigmatiserend karakter hebben en geen ruimte bieden voor de evolutie die eigen is aan waarden en normen.

Het probleem met het onderzoek van Hofstede is vooral de representativiteit van de steekproef: Hofstedes proefpersonen zijn allemaal, vooral mannelijke, IBM-werknemers. In landen met een hoge werkloosheid en een relatief lage scholingsgraad behoren de IBM-werknemers eerder tot de elite, terwijl zij zich in de westerse landen niet zo sterk onderscheiden van de werknemers van andere bedrijven. Daardoor zijn de steekproeven per land niet vergelijkbaar: de IBM-werknemers kunnen verschillen van de gemiddelde vertegenwoordiger van de nationale cultuur. Het valt ook op dat de voormalige communistische landen ontbreken in de steekproef. Daar was IBM niet gevestigd.

Deze kritiekpunten op Hofstede waren mede aanleiding tot de ontwikkeling van de 'structurentheorie' en de Drie Stappen Methode (DSM) door Pinto: hoe effectief om te gaan met verschillen tussen mensen, met behoud van ieders eigenheid. Niettemin volgden nog andere modellen het voorbeeld van het model van Hofstede met zijn indeling in dimensies (vb. Fons Trompenaars onderscheidde zeven dimensies). Bovendien is de dimensie individualisme-collectivisme verreweg de meest gebruikte dimensie om nationale culturen te onderscheiden.Vaak worden westerse of individualistische culturen afgezet tegen niet-westerse of collectivistische culturen. Een van de onderzoeken die deze dimensie gebruikt, is het onderzoek van Markus en Kitayama (1991). Zij laten zien dat het zelfbeeld niet gelijk is in alle culturen.

- Als westerlingen zichzelf beschrijven, doen ze dat vanuit een sterke opvatting dat individuen duidelijk van elkaar gescheiden zijn. In het Westen hebben mensen geleerd hun unieke karakter naar voren te brengen. Zij voelen zich individueel verantwoordelijk en benadrukken hun innerlijke kenmerken, die als stabiel gezien worden. Er bestaat geen overlap tussen het zelf en de anderen. Er is sprake van een onafhankelijk zelfconcept.

- In de collectivistische culturen daarentegen bestaat er een fundamentele verbondenheid tussen mensen. Een belangrijke doelstelling is zich aan te passen aan de groep. Mensen zijn gericht op onderlinge afhankelijkheid.

Gemeenschapsverplichtingen en sociale verantwoordelijkheid zijn belangrijk. Mensen uit collectivistische culturen beschrijven zichzelf eerder als behorend tot sociale categorieën en groepen en aan de hand van de relatie die ze tot anderen hebben. Er is sprake van een onderling afhankelijk zelfconcept. (Bron: van Oudenhoven, 2012, p. 77)

Hofstedes onderzoek heeft een grote bijdrage geleverd aan de hedendaagse crossculturele psychologie. Later heeft Hofstede de steekproef van landen nog eens uitgebreid (Hofstede, 2002). Vele onderzoeken hebben ondersteuning voor Hofstedes conclusies gevonden, andere onderzoeken vonden niet de door Hofstede gevonden patronen.

Van Oudenhoven voerde in 2001 een validatieonderzoek van Hofstedes classificatie uit onder meer dan 800 businessstudenten. In een deel van de vragenlijsten moesten de studenten aangeven hoe de bedrijven in hun land scoorden op Hofstedes dimensies. De meeste studenten hadden al werkervaring of combineerden hun studies met werk. De resultaten van dit onderzoek bieden ondersteuning voor de cultuurdimensies van Hofstede. De verschillen tussen de landen in dit onderzoek komen in grote lijnen overeen met de verschillen zoals Hofstede die vond.

Er is echter een opmerkelijk verschil met Hofstedes onderzoek. Terwijl hij de verschillen tussen de landen benadrukt, komt uit dit onderzoek juist naar voren dat landen niet zo veel van elkaar verschillen. Een interessante vraag is dan ook of nationale culturen meer op elkaar gaan lijken of verder uiteen gaan lopen. Wanneer ze meer op elkaar gaan lijken, is dat een ondersteuning voor de convergentiehypothese. Deze hypothese houdt in dat de nationale culturen langzamerhand naar elkaar toegroeien door de toenemende internationalisering. De redenering is dat de op mondiaal niveau parallel verlopende informatietechnologische en organisatieontwikkelingen culturen naar elkaar toe doen groeien. Wereldwijde integratie van markten en internationalisering (veramerikanisering) van de managementliteratuur leiden tot een verkleining van

nationale verschillen in organisatieculturen. Op andere belangrijke levensgebieden (vb. het gezin, de religie) hoeft de convergentie niet op te treden of vindt deze veel langzamer plaats.

Relevante artikels

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen