Menu

Koopkrachtpariteit

De theorie van de koopkrachtpariteiten stelt dat de evenwichtswisselkoers tussen 2 munten bepaald wordt door de verhouding tussen de prijsniveaus in de 2 landen of groepen van landen.

Volgens de theorie is de evenwichtskoers van USD, uitgedrukt in euro gelijk aan:

meer algemeen stijgt bij een prijsstijging in Europa de koers van de dollar tot de koopkracht van de munten van Europa en de VS weer gelijk wordt. Vandaar de naam koopkrachtpariteit. De gelijke koopkracht van de 2 munten is dus gebaseerd op een soort arbitrage nl goederenarbitrage. Die bestaat erin dat goederen worden verscheept van landen waar ze goedkoper zijn, naar landen waar ze duurder zijn.

 de koerswijziging van de dollar is bij benadering gelijk aan(wiskundig):

in deze uitdrukking duidt elk van de termen een proportionele verandering aan. Wanneer we vermenigvuldigen met 100, krijgen we procentuele veranderingen.

Dat suggereert dat, wanneer men de wisselkoers tussen 2 munten constant wil houden, het inflatiepercentage in beide landen ongeveer gelijk moet zijn.

De theorie van de koopkrachtpariteit houdt geen rekening met het bestaan van transportkosten en importbelemmeringen en evenmin met het feit dat vele goederen en diensten niet over de grenzen heen verhandelbaar zijn. Deze omstandigheden impliceren dat de wisselkoers kan afwijken van de koopkrachtpariteit.

We kunnen afwijkingen van de koopkrachtpariteit in ons voorbeeld uitdrukken als:

In deze uitdrukking stelt WK de geobserveerde wisselkoers voor. De parameter R geeft de verhouding aan tussen de wisselkoers en de koopkrachtpariteit. Als R = 1 dan is WK = WK* en houdt de theorie van de koopkrachtpariteit stand.

Als R1 is er een afwijking van de koopkrachtpariteit:

De uitdrukking aan de rechterzijde interpreteren we als de reële wisselkoers van de dollar, dwz de geobserveerde of nominale wisselkoers (WK) van de dollar uitgedrukt in euro, gecorrigeerd voor de verhouding van de prijsniveaus in de VS en Europa. De reële wisselkoers meet de verhouding tussen de prijzen van Amerikaanse goederen en diensten, uitgedrukt in euro, en de prijzen van Europese goederen en diensten.

Uiteraard kan de reëel wisselkoers in de tijd veranderen. Ze neemt toe als de nominale wisselkoers stijgt of als de prijzen in de VS sneller stijgen dan in Europa. Uitgedrukt in euro worden Amerikaanse goederen en diensten dan duurder dan Europese. In dat geval zeggen we dat de euro in reële termen deprecieert ten overstaan van de dollar  de Europese uitvoer wordt gestimuleerd en de invoer ontmoedigd.

Een stijging van de reële wisselkoers van de dollar = een depreciatie van de euro

Een daling van de reële wisselkoers van de dollar = een appreciatie van de euro

Lees meer...

Vlottende wisselkoersen

Bij vrij vlottende wisselkoersen komt de monetaire overheid niet tussenbeide op de wisselmarkt.

In een dergelijk systeem hebben wijzigingen in de wisselkoersen, bv ten gevolge van een daling van de export, geen interne monetaire repercussies. De Centrale Bank treedt niet op om buitenlandse deviezen aan te kopen of te verkopen, waardoor de geldvoorraad niet verandert. Ze stellen de monetaire overheid in staat een betere controle op de binnenlandse geldhoeveelheid uit te oefenen.

Er zijn ook geen betalingsbalansproblemen, omdat ontvangsten en uitgaven van buitenlandse deviezen in evenwicht zijn. Wel zullen bv bij een inkrimping van de export, de wisselkoersen stijgen en zal de nationale munt dus depreciëren.

Als de overheid toch tussenbeide komt om de wisselkoersen te beïnvloeden, maar dit gebeurt zelden, dan is er een systeem van geleid vlottende wisselkoersen.

Lees meer...

Vaste wisselkoersen

In een systeem met vaste wisselkoersen stelt de monetaire overheid een officiële koers vast, ook pariteit genoemd, alsook een marge rond die pariteit waarbinnen de wisselkoers vrij kan fluctueren. Indien de wisselkoers de marge dreigt te overschrijden, komt de monetaire overheid tussenbeide op de wisselmarkt door deviezen te verkopen of te kopen.

Zie figuur p 525

Indien echter om 1 of andere reden, zoals een versnelling van de inflatie in Denemarken, de vraag- en aanbodcurven zodanig verschuiven, dat de koers van de euro dreigt te stijgen boven 8,5 DKR, zal de Deense centrale bank euro’s verkopen om de koers van de euro te drukken. Uiteraard moet de Deense centrale bank daartoe haar reserves van buitenlandse valuta aanspreken.

In de situatie voorgesteld in het rechterpaneel is er een tekort op de Deense betalingsbalans. Ontvangsten op de betalingsbalans geven inderdaad aanleiding tot een aanbod van buitenlandse deviezen terwijl uitgaven een vraag naar buitenlandse deviezen impliceren. Een vraagoverschot van buitenlandse deviezen is dus equivalent met een tekort op de betalingsbalans. Het tekort moet worden opgevangen door een vermindering van de deviezenreserves (in de figuur gelijk aan CD)

Indien speculanten ook maar een vermoeden hebben dat de CB in de toekomst moeilijkheden zou kunnen hebben met de handhaving van de wisselkoers tussen de voorziene grenzen, gaan ze massaal over tot de aankoop van euro’s met kronen (en bieden ze minder of geen euro’s aan tegen kronen)  kapitaalvlucht uit de Deense kroon  vraagcurve voor euro’s verschuift naar rechts en aanbodcurve naar links  wisselkoers vrij laten bepalen door de markt, ofwel pariteit en schommelingmarges verhogen = devaluatie.

De koers van buitenlandse munten wordt erdoor verhoogd. Een devaluatie is dus een instrument om het probleem van betalingsbalanstekorten op te lossen.

Het is ook mogelijk dat de koers van de buitenlandse munt voortdurend dreigt te dalen beneden de onderste marge. Die situatie stemt overeen met overschotten op de betalingsbalans  moet de centrale bank buitenlandse deviezen aankopen tegen nationale munt om de koers van de betrokken deviezen te ondersteunen  verhoogt ze het geldaanbod, wat kan bijdragen tot inflatie. Uitzonderlijk gaan landen in zulke situatie over tot de verlaging van de pariteit en de schommelingmarges er rond = revaluatie

  • de waarde van de nationale munt stijgt dan tegenover die van andere landen.

Lees meer...

Wisselkoerssystemen

Tot nog toe veronderstelden we dat de prijsvorming op de wisselmarkt vrij gebeurt, zonder overheidsinterventie. In werkelijkheid is dit echter zelden zo.

Een typisch systeem om in te grijpen in de werking van wisselmarkten, is het vooraf vaststellen van een officiële wisselkoers en het beperken van schommelingen in de wisselkoers tot een marge rond die koers. Dat noemt men een systeem van vaste wisselkoersen.

vlottende wisselkoersen: waarin de koersbepalingen in principe wordt overgelaten aan de markt. Maar de overheden komen af en toe tussenbeide op de wisselmarkten om de koersen rond een bepaald niveau te houden  geleid vlottende wisselkoersen

Lees meer...

De verwachtingen en de rol van speculatie

Een opbrengst kan echter ook worden verworven door het vermogen te beleggen in activa, zoals aandelen, onroerende goederen of kunstwerken, in de verwachting dat de prijs ervan zal stijgen.

Buitenlandse deviezen zijn ook activa, waarvan de prijs kan stijgen.

Speculeren = het aanpassen van de samenstelling van een vermogen in functie van verwachte prijsveranderingen.

De bedoeling daarvan is een zo hoog mogelijke opbrengst te halen of maw de waarde van het vermogen te maximaliseren.

Stel: euro zal in de toekomst depreciëren (vb intrestvoet VS zal sneller stijgen dan in Europa) => Europese speculanten zullen dan hun beschikbare activa in euro willen liquideren om dollars te kopen + buitenlandse speculanten zullen voorgenomen beleggingen in Europa niet verrichten => de vraagcurve voor dollars verschuift naar rechts, de aanbodcurve naar links => het netto-effect is een stijging van de wisselkoers maw: een depreciatie van de euro.

worden de intrestverwachtingen niet gerealiseerd, dan zal het tegenovergestelde scenario zich voordoen.

Indien bv verwacht wordt dat bij geplande verkiezingen een partij aan de macht zal komen, die een beleid zal voeren dat inflatie in de hand werkt, zal het vertrouwen in de betrokken munt verminderen en de koers ervan dalen.

Sociale onrust, stakingen en demonstraties resulteren gewoonlijk ook in een afnemend vertrouwen in de munt van het betrokken land. Ook wanneer men vreest dat een overheid haar schuldverplichtingen niet zal kunnen nakomen, zullen beleggers de betrokken munt afstoten.

Deviezen zijn gemakkelijke stockeerbare ‘goederen’  de huidige prijs wordt in grote mate beïnvloed door de verwachte, toekomstige prijs.

Lees meer...

De intrestvoeten in binnen- en buitenland

Als de intrestvoet in het buitenland stijgt ten opzichte van de intrestvoet in Europa, kunnen ingezetenen hun geld voordeliger in het buitenland beleggen. Ze zullen dus op de wisselmarkten buitenlandse valuta kopen om buitenlandse fin activa te kunnen verwerven. Tegelijkertijd zullen vreemde beleggers die van plan waren in Europa te beleggen, daarvan afzien. Ze zullen dus minder buitenlandse valuta aanbieden.

Zie figuur p 522

Een stijging van de intrestvoet in de VS heeft tot gevolg dat de vraag naar dollars toeneemt, zodat de vraagcurve naar rechts verschuift. Het aanbod van dollars daalt, omdat buitenlanders minder geneigd zijn in Europa te beleggen, zodat de aanbodcurve naar links verschuift. De keerzijde is dat de euro is gedeprecieerd tov de dollar.

Deze analyse houdt geen rekening met de verwachtingen over de toekomstige intrestvoeten die verwachtingen kunnen de effecten van veranderingen in de intrestvoeten op de wisselkoers versterken, indien verwacht wordt dat de uiteenlopende evolutie van de intrestvoeten verder zal gaan, of doorkruisen, indien de verwachting is dat de evolutie van de intrestvoeten omgebogen zal worden.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen