Menu

Het prijsniveau in binnen- en buitenland

De wisselkoersen hangen eveneens af van de prijsontwikkelingen in het binnen- en het buitenland.

Veronderstel dat de prijzen in de VS sneller stijgen dan in Europa => De Amerikaanse producenten worden dus duurder vergeleken met Europese producenten => Europese exporteurs kunnen hun producten gemakkelijker in de VS afzetten => ze worden concurrentiëler. Als de Amerikaanse exporteurs moeilijkheden ondervinden bij de afzet van hun producten in Europa, verliezen ze aan concurrentiekracht.

Zie figuur p 521

Wanneer de prijzen in de VS stijgen, neemt de Europese export naar de VS toe. De aanbodcurve van de dollar verschuift naar rechts + de Europese import uit Amerika vermindert.

De wisselkoers is gedaald => de dollar is dus door de inflatie in de VS in waarde gedaald of gedeprecieerd.

Er bestaat dus een duidelijke relatie tussen wijzigingen in het prijsniveau en de wisselkoers. Als in een bepaald land de prijzen sneller stijgen dan in de andere landen, zal de munt van dat land een neiging hebben te depreciëren op de wisselmarkten.

Lees meer...

De economische activiteit in binnen- en buitenland

De vraag naar buitenlandse deviezen voor de invoer van goederen en diensten hangt onder meer af van het niveau van de economische activiteit in het eigen land.

De export van goederen en diensten en bijgevolg ook het aanbod van buitenlandse deviezen hangen af van het niveau van de economische activiteit in het buitenland.

Veronderstel nu dat de economische activiteit in de VS toeneemt, terwijl in Europa de economische activiteit stagneert of trager stijgt. Als gevolg van de stijging van het Amerikaanse BNP stijgt de Amerikaanse invoer.

  • het aanbod van dollars neemt toe
  • de wisselkoers van dollar daalt
  • de dollar deprecieert.

Zie figuur p 520

Daarnaast zijn er ook effecten op de kapitaalstromen. De heropleving zal waarschijnlijk de intrestvoet in de VS doen stijgen => kapitaal wordt aangetrokken naar de VS. Dit heeft een positief effect op de koers van de dollar.

De kapitaalstromen hangen echter ook af van de verwachtingen van de beleggers inzake de toekomstige koers van de dollar.

Lees meer...

De prijsvorming op de wisselmarkten

De wisselmarkten functioneren in grote mate zoals de productmarkten. De wisselkoers komt tot stand door de werking van vraag en aanbod.

De vraag naar dollars in negatief geïnclineerd omdat de vraag naar dollars daalt als de koers van de dollar stijgt.

  • Zie figuur p 516

We stellen de wisselkoers voor met het symbool WK. Ze drukt de prijs uit van een buitenlandse munt in euro.

Een stijging van de wisselkoers van de dollar = appreciatie van de dollar = depreciatie(= waarde verlies) van de euro.

de vragers zijn diegene, die betalingen in dollars moeten verrichten: Europese importeurs die dollars nodig hebben om hun import te betalen,…

als nu de wisselkoers stijgt en de dollar dus duurder wordt, moet bv een Europese onderneming die overweegt een machine te importeren uit de VS, meer euro’s neertellen voor die machine

  • De onderneming zal bij een hogere wisselkoers minder geneigd zijn de machine te importeren
  • De vraag naar dollars daalt bij een stijging van de koers ervan.

De aanbieders van dollars zijn individuen of ondernemingen, die dollars bezitten en betalingen willen verrichten in euro’s: Europese exporteurs die bij verkoop van producten dollars ontvangen en die omwisselen in euro’s,…

Als de koers van de dollar stijgt, ontvangt een Europese exporteur meer euro’s voor zijn dollars.

  • Hij zal dan geneigd zijn om meer te exporteren, zodat zijn aanbod van dollars toeneemt.

Bij een koersstijging van de dollar worden beleggingen en directe investeringen in Europa goedkoper voor houders van dollars, omdat ze in dollars minder moeten betalen om Europese obligaties of aandelen aan te kopen of om dochterondernemingen in Europa op te richten of uit te breiden.

  • houders van dollars zullen daarom geneigd zijn een groter bedrag aan dollars te beleggen of aan directe investeringen te besteden in Europa
  • Het aanbod van de dollars stijgt bij een stijging van de dollarkoers.

Het mechanisme dat leidt naar een evenwicht, is hetzelfde als het vraag- en aanbodmechanisme op andere markten.

Op de wisselmarkt treden er zeer veel actoren op en informatie over transacties en prijzen worden bijna ogenblikkelijk verspreid. Een evenwicht komt dus zeer snel tot stand. Nochtans stellen we vast dat wisselkoersen en dat tot dag en van uur tot uur fluctueren. De reden daarvoor is dat er veelvuldige veranderingen optreden in de factoren die de vraag naar en het aanbod van buitenlandse deviezen bepalen, en dat de wisselkoers daaraan voortdurend aangepast wordt.

Lees meer...

Enkele begrippen

Wisselmarkten = markten waar de nationale munt geruild wordt tegen buitenlandse munten. In de context van wisselmarkten noemt men die munten dikwijls buitenlandse deviezen of buitenlandse valuta.

Omdat de centrale banken van de betrokken landen hun munten (min of meer) vrij inwisselen tegen munten van andere landen, noemt men die munten convertibel.

Het uitvoeren van operaties die inspelen op prijsverschillen (kopen als de munt laag staat, verkopen als de munt hoog staat) = arbitrage.

Het gevolg van zulke verrichtingen is dat de vraag naar Jap yen toeneemt in Brussel en de wisselkoers van de yen er stijgt. In Tokio neemt het aanbod van Jap yen toe en de wisselkoers ervan daalt ---> dit proces gaat verder tot de koers van de yen op beide plaatsen nagenoeg gelijk wordt.

Thans is arbitrage, door de verfijning van de communicatiemogelijkheden, zo efficiënt dat er geen bewegingen van deviezen meer nodig zijn om verschillen in de waarde van een munt op verschillende wisselmarkten weg te werken.

Er bestaat echter een manier om zich tegen een wisselrisico te dekken --> de Belgische koper kan op de termijnmarkt voor buitenlandse deviezen een contract afsluiten om binnen 3 maand x JPY te kopen tegen een koers of prijs in euro die nu overeengekomen wordt. Omdat de koers vastligt, loopt hij geen wisselrisico.

Er kan uiteraard een verschil bestaan tussen de wisselkoers op de termijnmarkt en op de contantmarkt. Indien dat verschil positief is --> agio van de JPY tov de euro. De Belgische importeur betaalt dan een prijs om het wisselrisico te vermijden.

Het kan ook dat de yen goedkoper is op de termijnmarkt dan op de contantmarkt --> disagio

analoog met de beleggers die zich kunnen beschermen tegen prijsrisico’s door de aankoop van optiecontracten, kunnen ook importeurs en exporteurs het wisselrisico afwentelen door het aankopen van optiecontracten. Zo kan een importeur een zgn calloptie kopen. Die geeft hem het recht om gedurende een bepaalde termijn een bepaalde hoeveelheid deviezen te kopen tegen de in het contract vastgelegde koers.

  • voordeel: flexibiliteit: men is niet verplicht zijn recht uit te oefenen

het is inderdaad mogelijk dat hij voor het aflopen van het contract de betrokken deviezen goedkoper kan aankopen of duurder kan verkopen.

Tegenover de flexibiliteit staat natuurlijk dat voor zulke contracten een premie moet worden betaald aan de verkoper (schrijver van de optie) die het risico op zich neemt.

Kapitaaltransacties = leningen tussen landen en beleggingen in het buitenland.

Het spreekt vanzelf dat beleggers, net zoals exporteurs en importeurs, gebruik kunnen maken van termijn- en optiemarkten.

Meestal kopen/verkopen importeurs/exporteurs/beleggers niet zelf buitenlandse deviezen op de wisselmarkt. Ze doen daarvoor beroep op de bemiddeling van banken. Ook de centrale banken treden op de wisselmarkt op. Dat heeft effecten op het geldaanbod.

  • Indien een bank deviezen aankoopt bij de centrale bank, daalt de voorraad (reserve) buitenlandse deviezen van de centrale bank en je hebt ook een daling van het geldaanbod!

Lees meer...

Open economie

wanneer we het buitenland er ook bij betrekken, moeten we ook rekening houden met de invoer Z en de uitvoer E

 Y = C + I + G + E – Z

 I + G + E – Z = S + T

 S + (T – G) + (Z – E) = I

in een open economie kan ook het buitenland middelen ter beschikking stellen voor investeringen. Dat is het geval wanneer de invoer groter is dan de uitvoer. Het tekort op de handelsbalans (Z – E > 0) wordt dan gefinancierd door leningen uit het buitenland of, ruimer geformuleerd, door kapitaalinvoer. Bij een overschot op de handelsbalans (Z – E < 0) gebeurt het tegenovergestelde.

 (S – I) + (T – G) = (E – Z)

Deze uitdrukking geeft het verband tussen de financiële overschotten (tekorten) van respectievelijk de private sector, de overheid en het buitenland.

  • Indien de uitvoer groter is dan de invoer zal het saldo van de handelsbalans positief zijn en dan worden er leningen aan het buitenland toegestaan (=kapitaaluitvoer).
  • Indien de invoer groter is dan de uitvoer moet het verschil worden gefinancierd door leningen uit het buitenland (=kapitaalinvoer).

In begin de jaren ’80 volstond in België het particuliere financieringsoverschot (S – I) niet langer om de oplopende begrotingstekorten te financieren. Het begrotingstekort werd bijgevolg gefinancierd door buitenlandse leningen met als keerzijde een tekort op de handelsbalans. Het gevolg was dat niet alleen de staatsschuld, maar ook de schuld tegenover het buitenland toenam.

Door een ommekeer in het beleid slaagde België erin zijn begrotingstekort geleidelijk te verminderen en een overschot te realiseren op zijn handelsbalans.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen