Menu

Zorgen op de markt

In ‘Kapitalisme, het onbegrepen ideaal’ beschrijven Greenspan en Rand hun argumentatie voor de zorg als vrije markt. Op de vrije markt, moeten artsen hun waren aanbieden en met elkaar concurreren om een zo goed mogelijke reputatie van betrouwbaarheid te verwerven. Staatsbemoeienis werkt averechts.

-> Dus na de economie is de gezondheidszorg een speerpunt van de neoliberale utopie. In Nederland, ook hoge verwachtingen aan de vrijemarktwerking in de gezondheidszorg. Beloften en mislukkingen van de marktwerking, volgens Tonkens:

- Klantvriendelijkheid, klant moet koning worden -> eis om als zorginstellingen te concurreren, gevolg een stormachtige schaalvergroting van verzekeraars en zorginstellingen, negatief voor klantvriendelijkheid.

- Efficiency vergroten, zo goed mogelijke zorg voor laag mogelijke prijs -> niet efficiënter en goedkoper, marktwerking roept, volgens logica vh eigenbelang, in profs en patiënten het slechtste op (bijv. salarissen).

- Meer keuzevrijheid -> door de enorme schaalvergroting minder keuze, volgens patiënt is zekerheid en veiligheid belangrijker dan keuzevrijheid.

- Transparantie zorgaanbod vergroten, helder inzicht in hun producten -> transparantie niet groter.

- Kwaliteit zorgproduct verbeteren, beste prestaties tegen de beste prijzen -> weinig zorg is een teken van goede zorg.

Volgens Tonkens, negatieve consequenties vd vermarkting vd zorg voor de professionals en klanten:

- Overheid wil verantwoordelijk blijven voor de zorg, dus zijn zij gedwongen meer geld en energie te steken in controle, dat geeft steeds meer bureaucratie.

- Beroepseer en intrinsieke arbeidsmotivatie van de profs staan onder druk door formulieren/taakstellingen etc. Profs willen niet onderhandelen over de prijs, maar over beste patiëntenzorg.

Twee beschouwingen over zorg:

- De logica van het zorgen (door Mol): het gaat om zinvol en samenhangend geheel van manieren van denken en handelen.

1. Product of proces. Bij zorgen geen product van hand tot hand, maar diverse deelnemers aan proces samen naar een resultaat toe werken.

2. Doelgroep of teamlid. Iedereen die zorgt nodig heeft in zorgproces wordt betrokken

3. Voorspiegelen of steun bieden. Wie het handig aanpakt kan aan het verkopen blijven op de zorgmarkt. Maar patiënten willen steun, geen beloftes.

- Een filosofische analyse (door Vorstenbosch): verschil tussen zorgen dat en zorgen voor. 1. Zorgen voor: gezamenlijk proces van betrokkenheid tussen zorgverlener en patiënt.

2. Zorgen dat: arts opereert en patiënt klaar is.

Het management vd organisatie moet zorgen dat er goede condities worden geschapen om de zorg voor gestalte te geven. Bij de zorgverlener staat alleen de inhoud van het zorgproces centraal.

Volgens Vorstenbosch, twee soorten tijd:

1. Staccato. Afgebakende blokken van tijd (modern marktmaatschappij). Tijdmeten en efficiency, value for money -> bijv. zorgminuten.

2. Legato. Vloeiende tijd met rustpunten (traditionele samenleving). Relaties die wij als intrinsiek waardevol ervaren -> bijv. luisterend oor.

Kortom, verschil tussen logica vd zorg en logica vd markt. Bij het rationele-keuzeproces van de homo economicus gaat het om een geïsoleerd individu die koopt of verkoopt en daarna zijns eigen weg gaat.

In de zorg: we exist only in so far as we hang together. -> Gevaar als marktlogica naar de zorg wordt uitgebreid!

Lees meer...

Emile Drukheim: de uitvinding van de solidariteit

Wouter Bos stelt: het neoliberalisme heeft ontwrichtend gewerkt als we naar de toegenomen maatschappelijke ongelijkheid kijken. In veel landen zijn de inkomensverschillen sterk toegenomen.

Vanaf 16e eeuw ging het ontstaan van een marktmaatschappij gepaard met nieuwe en onbegrepen tegenstellingen tussen rijk en arm. Theoretisch antwoord hierop: utopische, revolutionair marxisme. Praktisch antwoord: tegenstellingen tussen rijkdom en armoede enigszins verzachtten.

Engeland, 2e helft 19e eeuw: land uiteengevallen. Door kiesrechtuitbreiding en sociale hervormingen proberen rijk en arm, kapitalisten en arbeiders, weer in één natie te verenigen. -> door druk van vakbonden en angst voor verscherpte klassenstrijd. Daarom steeds meer verzorgingsarrangementen (arbeidsongeschiktheid, werkloosheidsverzekering etc.)

Eind 19e eeuw: Emile Durkheim (1858 – 1917) introduceert het begrip ‘solidariteit’. Daarmee plaatste hij zich tussen twee politieke uitersten:

Utopisch gerichte revolutionairen, die zeiden dat de klassenstrijd moest uitmondden in een nieuwe betere samenleving en het gaat om broederschap (totale harmonie en transparantie tussen mensen). Durkheim vond dit onhaalbaar en gevaarlijk.

Liberalen, die fel tegen elk ingrijpen vd staat mbt de gevolgen vd werking vd markteconomie zijn. Zij vinden problemen oplossen door privé-initiatief van vooral liefdadigheid. En liberalen verbonden zich met de conservatieven die een terugkeer naar verbanden vh gezin, de kerk en de kleine gemeenschap predikten.

Durkheim: mechanise vs. organische solidariteit:

- Mechanisch. In traditionele samenlevingen zijn de mensen niet sterk geïndividualiseerd, sterk in hun medemens inleven en vallen individueel –en groepsbelang op veel punten samen. Solidariteit door gelijkenis, verbondenheid is vanzelfsprekend.

Organisch. Gekenmerkt door moderne maatschappijen, door arbeidsindeling zijn mensen steeds meer als losse individuen van elkaar gaan onderscheiden. Toch nauw met elkaar verbonden -> het individu is een orgaan binnen het grote lichaam vd samenleving.

Grote probleem : feitelijke verbondenheid van mensen met elkaar in de praktijk niet als zodanig beleeft werd. Geen bewustzijn, geen bereidheid ernaar te handelen in 19e eeuw.

Oorzaak: er was niet langer sprake van instellingen en gebruiken die een vanzelfsprekende solidariteit schiepen. Feitelijke afhankelijkheid en verbondenheid werden nog nauwelijks in maatschappelijke regelingen en instituties uitgedrukt.

Maatschappelijke instituties (bijv. arbeidsongeschiktheidsverzekering) moesten ontworpen worden om de feitelijk bestaande maatschappelijke verbondenheid in vormen van solidariteit uit te drukken. Dit is het begin van onze sociale wetgeving en van ons stelsel van sociale zekerheid.

Twee theoretische gevolgtrekkingen (Achterhuis):

- Volgens Foucault, het neoliberalisme verbrak de organische solidariteit. Marktwerking kreeg het primaat boven gemeenschappelijk burgerschap. -> solidariteitsbanden steeds losser.

- Volgens Durkheim, het losse, vrije individu is het eindpunt van een lange historische ontwikkeling die in de arbeidsdeling vd marktsamenleving culmineerde. Het individu kan onmogelijk weer opgaan in de traditionele collectiviteit, maar dient zich wel bewust te zijn van verbondenheid met de samenleving.

Ayn Rand: extreem individualisme. Durkheim laat juist zien, dankzij de feitelijke verbondenheid met anderen kunnen moderne individuen functioneren.

HC

Politieke stroming ontstaan uit het werk Das Kapital van Karl Marx, geschreven in 1848, als een reactie op de door Marx omschreven klassenstrijd tussen de arbeiders (proletariaat) en de bourgeoisie (burgerij, bezittende klasse). Volgens Marx zouden de arbeider via de revolutie de macht overnemen van de welgestelde klasse. De communistische stroming streeft naar de ideale situatie waarin de productie- en consumptiemiddelen gemeenschappelijke eigendom van de staatsburgers zijn. Dit zou een einde aan armoede en ongelijkheid moeten maken (communis – gemeenschappelijk).

Terugblik

Karl Marx als econoom van de crisis. Economie als een wetenschap en hoe toe te passen, Marx belangrijk hierin. Marx geen ideoloog of gelovige, maar een wetenschapper voor de economie (wetten vd economie begrijpen/achterhalen). Marx geen dromer of utopist, zag zich als een wetenschapper met bepaalde roeping. In hoeverre

Lees meer...

Karl Marx: Van geld tot Kapitaal

Geld zou slechts een simpel middel zijn dat de ruil van producten vergemakkelijkt. Je hoeft het product niet direct aan te schaffen, want de waarde van de producten kan worden uitgedrukt in geld. Achterhuis hoofdvraag: Heeft het geld dit karakter van middel behouden of is het zeker in moderne marktmaatschappijen een zelfstandige macht geworden? Instrumentele karakter van het geld. Volgens de techniekfilosofie: de vraag is, is techniek een neutraal middel in dienst van mensen of beheerst de techniek hen in tegendeel. Voorbeeld: keukenmes, die kan je goed (fruit snijden) en slecht (iemand vermoorden) gebruiken.

Hoe zit het met geld? Blijft het een middel of wordt het een doel? Vlgs Franscisco, een kapitalist, geld is een ruilmiddel dat alleen maar kan ontstaan wanneer mensen goederen produceren. Alleen de productieve mens verdient het volgens hem om geld te hebben. Amerika werd als eerst: land van het geld. Een land van rede, vrijheid, rechtvaardigheid, productie en prestaties. Franscisco zegt: essentie menselijke moraal: making money.

Karl Marx (1818 – 1883), hoofdwerk is Het Kapitaal. Geld is niet meer als een instrument, waar wij als mensen over beschikken om het goed of slecht te hanteren. Marx is tegen deze stelling. Rand is voor deze stelling. Marx: geld mensen in zijn macht krijgt en verandert. Geld de mens maakt en door geld macht krijgt.

Volgens Marx: wat ik kan betalen, dat ben ik, de bezitter van het geld zelf. Geld is een godheid (overgenomen door Marx van Shakespeare), goddelijke macht van geld (fetisjkarakter vd waar). Later ruilt Marx ‘de macht van het geld’ in voor een economische analyse vd allesbeheersende rol van het kapitaal.

De nog altijd relevante economische analyses van Marx beogen de wetmatigheden vh kapitaal te beschrijven met als uiteindelijk doel om tot de afschaffing vh kapitalisme te komen. Twee punten:

- Onze verhouding tot het geld.

- Vrijemarkteconomie.

Volgens Marx, kapitalisten zijn functionarissen vh kapitaal. Ook zij moesten zich ondergeschikt maken aan de wetmatigheden vh marktsysteem.

Nu, de perikelen rond de kredietcrisis en de bonussen van bankiers illustreren deze macht van het kapitaal. Ook bankiers en overheden staan machteloos. Maar overheid niet geheel machteloos: financiële markten werken niet volgens de wetten vd warenmarkt.

Ongetwijfeld zou de scheiding vd speculatieve financiële markt vd rest vh bankwezen de utopische Marx niet ver genoeg gaan. Maar binnen het gegeven vd huidige markteconomie is het ongetwijfeld al een reuzenstap.

In Het Kapitaal (veel kritiek op het geld): iedereen voor 100% naar de pijpen vh geld moest dansen. Maar wie zijn ogen de kost geeft en in onze marktmaatschappij om zich heen kijkt, ziet dat dit niet het geval hoeft te zijn. Mensen hoeven niet altijd en overal geld te maken. Volgens Ayn Rand, ‘geld maken’ hoeft niet het hoogste doel van de mens te zijn.

Volgens Simmel (boek: Philosophie des geldes, 1900): geld heeft een emanciperende functie. Door het geld worden ze los gemaakt uit de knellende, aan concrete personen gebonden afhankelijkheid vd traditie. -> geld maakt het moderne vrije individu mogelijk.

Lees meer...

Wederkerigheid

De homo reciprocans gaat ruim vooraf aan de homo economicus. Het werk van Malinowski staat centraal als het gaat om wederkerigheid. Malinowski deed onderzoek naar geschenken (Kula) tussen verschillende stammen. Polanyi’s principe van wederkerigheid stam hier regelrecht vanaf. Bijna alle economische betrekkingen behoren volgens hem tot een keten van wederzijdse giften en tegengiften die op de lange termijn beide partijen ten goede komen.

Volgens Mauss is het van belang dat de wederkerigheid binnen onze hedendaagse marktsamenleving blijft behouden. Geven en ontvangen zijn morele maatschappelijke verplichtingen waaraan geen enkel lid van een traditionele samenleving zich kon en mocht onttrekken, dit was aan belang van de gemeenschap en cohesie. In de hedendaagse kapitalistische maatschappij blijft de gift een belangrijke rol spelen. Het enige verschil is dat de vrijwilligheid ervan veel groter is geworden (verjaardagen, kerst) dan in het verleden. Met name ontvangen lijkt moeilijker voor mensen dan geven. In het verleden zou men uit de groep gesloten zijn bij slecht ontvangst, terwijl dit in de marktmaatschappij een vrije keuze is, als degene consequent zo handelt zou hij vermoedelijk eenzaam zijn. Een gift hoeft tenslotte niet altijd goed te zijn maar kan ook kwade relaties bestendigen (mafia).

Klaver omschrijft wederkerigheid als civil society (informele sociale interactie)waarin de gift wordt gezien als; ‘de manier om toe te treden tot iets gemeenschappelijks/burgers verbinden zich met elkaar (vereniging, clubs).

Lees meer...

Gemeenheid

Commons = gemeen = ruilen, uitwisselen

De meent was vroeger een stuk grond waar ieder van een bepaalde gemeenschap vrij toegang tot had. De gemeenheid was het deel van de omgeving dat buiten iemands huisdrempel lag, maar waarop hij een erkend gebruikersrecht bezat, niet met een winst oogmerk.

De invloed van het verdwijnen van commons, met de opkomst van de eerste en belangrijkste markteconomie van Europa was groot. De feodale heren omheinden de gemeenschappelijke gronden en maakten er privébezit van, met extreme armoede als gevolg. Regering werd gedwongen door invoering van de armenwetten. Loonarbeid en armenwetten pasten beter bij kapitalistische markteconomie dan de gemeenheid. Kan de gemeenheid als onderdeel van de subsistentie nog betekenis krijgen in onze tijd?

Volgens Hardin heeft de gemeenheid elke relevantie verloren aan een kapitalistische markteconomie. Dit heeft er mee te maken dat ieder individu een rationele keuze voor zijn eigen voordeel maakt (kredietcrisis).

Lees meer...

Drie economische ordeningsmechanismen

Ordeningsmechanisme:

· productie

· distributie

· consumptie

Dit hoofdstuk legt het verschil uit hoe productie, consumptie en distributie in het verleden was georganiseerd en in de hedendaagse economie waar de markt een veel grotere rol speelt.

Volgens Heilbroner elke menselijke groep twee opgaven oplossen. 1) gemeenschap systeem ontwikkelen om goederen en diensten te produceren die nodig zijn voor eigen voortbestaan. 2) distributie productie zo regelen dat het productieproces voortgang kan vinden.

In moderne samenlevingen vinden beide opgaven via het marktproces plaats. De markt van goederen en diensten wordt er aangevuld door de financiële en arbeidsmarkt, die de distributie en de voortzetting van het kapitalistische productieproces waarborgen. Hoe dit in de traditionele samenleving speelt wordt omschreven door Polanyi door middel van verschillende mechanismen: wederkerigheid, herverdeling en het gemeenschappelijke huishouden (productie voor eigen consumptie). Die worden verbonden door drie principes; symmetrie, centrale besturing en autarkie (onafhankelijk land).

Gemeenschappelijk huishouden is de oikos: subsistentie-economie (vorm van zelfvoorziening, directe levensonderhoud). Oikos is gemeenschappelijk goed, zoals een clan, stam, klooster of ridderhofstee. Heilbroner voorbeeld de ridderhofstee. Het ging om grotere landerijen waar een feodale heer eigenaar was. Deel van de opbrengst van een land moest afgedragen worden aan de heer. Daar tegenover werd bescherming geboden en voedsel (wederkerigheid). Herverdeling speelt een beperkte rol in de middeleeuwen. Er vonden geen (geld)transacties plaats maar louter ruilhandel.

Rond 1600 vond er een overgang plaats van een subsistentie economie naar een markteconomie. Producten werden verkocht op de markt, loonarbeid begon vanzelfsprekend te worden, consumptiegoederen werden voor geld verkocht. Deze verandering werd door Ilrich als verliezers omschreven omdat veel mensen niet meer in hun eigen levensonderhoud konden voorzien.

In de traditionele oikos bestonden ook negatieve kenmerken zoals; onderdrukking, verplichting en afhankelijkheid, waarvan juist de markt de individu kan bevrijden. Maar dat neemt het grote belang dat oikos binnen een kapitalistische marktorde kan hebben niet weg. Tegenwoordig dient de oikos in aangepaste vorm de stevige basis te blijven vormen op grond waarvan de andere economische activiteiten hun betekenis krijgen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen