Menu

De filosofische problematiek tijdens de Middeleeuwen ( 500 – 1500 )

Geloof en rede

Het Christendom verspreidde zich in Europa door keizer Constantijn die het Christendom een staatsgodsdienst maakte. Vanaf de 4de eeuw kon de Kerk zich intellectueel verstreken en werd het een grote geestelijke macht.

  • Theologie <-> filosofie = verhouding tussen geloof en rede
    • Middeleeuwse denkers waren diep gelovig
    • Op zoek naar filosofische denkkaders om Bijbel te verhelderen en rationeel uit te leggen -> via neoplatonisme
  • Filosofie krijgt dienende taak en staat in functie van de theologie
  • Scholastiek = hoogtepunt van de Christelijke middeleeuwse filosofie
    = filosofie probeert aan te tonen dat geloofswaardigheden uit de godsdienst ook waarheden van rede zijn
  • Invloeden op het middeleeuws denken

1. Het neoplatonisme

  • PLOTINUS : belangrijkste vertegenwoordiger van het neoplatonisme
  • Werd bekend in Arabische en Joodse centra tijdens de middeleeuwen en
    vind later ook zijn weg binnen het christendom
  • AUGUSTINUS : kerkvader in Noord-Afrika ; gebruikt ideeën van neoplatonisme
    om geloofsovertuiging te verwoorden
    • Dualistische metafysica
    • Lichaam is minderwaardig en staat in dienst van de verheven ziel ( Plato )
    • Zeer gedreven op god ( illuminatieleer )

2. Het artistolisme

  • De kennis van Aristoteles was slechts weinig gekend en werd door Joodse en Arabische
    filosofen aangevuld.
  • Nieuwe kennis zorgt voor schok binnen het Christendom -> lectuur van
  • Aristoteles werd verboden
  • Thomas van Aquino
  • 1 van de meest geniale denkers
  • Werkt compromis uit ( Summa Theologica )
  • Synthese rond : platonisme, aristotelisme, hellinsme, heidendom, … =
  • Vond zijn inspiratie bij Aristoteles
  • Duidelijke grens tussen geloof en rede
    “Filosofie zal godsdienst verduidelijken en zal er nooit mee in tegenspraak zijn”
  • Dualistische mensenopvatting word doorbroken
Lees meer...

Joden en Arabieren : een ongebroken traditie

Joodse en Arabische geleerden hebben heel veel betekend voor de westerse filosofie -> strek in bestuderen van Griekse verworvenheden

Joden en Arabieren kunnen geloof en rationeel denken moeilijk gescheiden houden

Het Jodendom

  • Hebreuwse bijbel : Thora + boeken van Mozes en de profeten
  • Jodendom is meer dan godsdienst -> traditie ; cultuur , volk
  • Versmelting met Arabieren = culturele bloei + vervolgingen

De Islam

  • Werd en politieke macht en is militair heel strek
  • Schitterde in oa. Wiskunde, algebra, filosofie, architectuur, …
  • Zetten stoïcisme, neoplatonisme en later artistolisme verder
  • Moeilijk verhouding tussen geloof en rationeel denken

Het Christendom

  • Oude testament en Nieuwe testament
  • Avicenna : neoplatonisme verzoenen met Aristoteles
  • Averroës : grote kenner van Aristoteles
Lees meer...

het Hellenisme en Rome : stoïcijnen en neoplatonisme ( 3de eeuw voor Chr – 5de eeuw na Chr. )

  • De oorspronkelijke Griekse cultuur bestond nog steeds, maar er was wel versmelting van verschillende culturen
  • Stoïcisme = leert de mens dat hij moet proberen leven in overeenstemming met de rationeel geordende natuur.
  • Alle wat orde verstoord is toevallig en bijkomstig
  • Plotinus = grondlegger neoplatonisme ; herbewerking van filosofie van Plato
  • Dualistische metafysica
  • Er is het “oergoede” dat we niet rationeel kunnen kennen, maar waaraan we ons moeten overgeven
  • De mens heeft een verheven ziel in een slecht, verdorven lichaam = radicaal !

    Word verspreidt via de 3 wereldgodsdiensten

Lees meer...

Aristoteles, “vader van de Westerse wetenschap”

  • Aristoteles is realist en een groot wetenschapper

1. Hij onderscheidt wetenschap van de filosofie en brengt een eerste indeling die nog steeds herkenbaar is

  • Logica : Aristoteles maakte strikte regels voor het denken
  • Biologie : analyseert veel soorten levende dieren
  • Ethiek en politiek : worden onderscheiden
  • Metafysica : blijft eerste filosofie

2. Hij probeert wetenschap te definiëren

  • Wetenschappelijke kennis wil de werkelijkheid begrijpen door de kenmerken ervan te bestuderen ( bevinden zich in tijd en plaats )

3. Hij denkt na over methodologie

  • Schrijft logica neer in een werk over de regels van het juiste denken
  • Deductie is een redeneervorm
  • Syllogisme = 2 premissen ( major en minor ) zorgen voor conclusie

Vb. alle mensen zijn sterfelijk ( major )
Socrates is een mens ( minor )
Socrates is sterfelijk ( conclusie )

  • Wiskunde is belangrijke deductieve wetenschap
  • Indictie is een redeneringsvorm waarbij uit concrete gegevens een algemene
    regel wordt afgeleid
  • Aristoteles schreef handboek over geldige en ongeldige redeneringsvorm
  • Voorbeeld 1 :
    Eerste premisse : alle mensen zijn sterfelijk
    Tweede premisse : Socrates is een mens
    Conclusie : Socrates is sterfelijk
  • De twee persmissen zijn waar, de redenering is geldig, dan is ook de
    conclusie waar

Voorbeeld 2 :
Eerste premisse : katten miauwen
Tweede premisse : katten zijn dieren
Conclusie : alle dieren miauwen

  • Voorbeeld 3 :

Eerste premisse : alle katten hebben 4 poten
Tweede premisse : de kat van de buren heeft er maar 3
Conclusie : de kat is geen kat meer

  • Redeneringsvormen zijn nog steeds bekend vb. Popper leverde intressante
    correcties :
  • Zuiver deductief redeneren is uigesloten. Je kan maar een theorie
    formuleren als er een vermoeden aan vooraf gaat
  • Zuiver inductief redeneren kan leiden tot grote fouten.

3. De metafysica van Aristoteles

  • Er is maar 1 wereld, de wereld waarin wij leven
  • De essentie van elk ding, is in het ding zelf aanwezig
  • Werkt een metafysica uit door nuanceringen over “het zijn”
  • Er is meer dan “zijn” en “niet zijn”

1ste nuance : het stof-en-vorm principe = hylemorfisme

  • Een vormeloze stof ( hylè ) bestaat nooit op zichzelf ; maar word door een stof
    ( morfé ) tot iets gemaakt
  • Stof en vorm kunnen niet op zichzelf bestaan
  • Elk zijnde is een combinatie van een oerstof met die eigen vorm

2de nuance : begrippenpaar potentie en act

  • Vb. eikel die kan uitgroeien tot een eik
  • Potentialiteit = mogelijkheid tot worden, onbepaaldheid
  • Vorm = verwezenlijking, voltooiing

Aristoteles past deze potentie en act ook toe om de mens te omschrijven. De potentieis de menselijke lichamelijkheid en de act van de mens, de voltooiing van het menszijn ligt in de ontwikkeling van de geest. Men evolueert verder en steeds beter dan vorige generatie: uit een lagere lenvensgraad groeit steeds een grotere.

4. De ethiek van Aristoteles : een levenskunst om gelukkig te worden

Het menselijk geluk bevat 3 componenten :

  • Ontwikkeling van de geest : enkel als de geest voldoende ontwikkeld is kan je gelukkig zijn
  • Sociale vaardigheden ontwikkelen : steeds gulden middenweg kiezen ( rationeel overwogen keuze )
  • Voldoende vrienden, gezondheid en materiële welstand, gelukkig gezinsleven,…

=> De ethiek van Aristoteles is heel intellectualistisch. Het verstand speelt een dominante rol. Er is geen geluk mogelijk zonder intellectuele ontplooiing. Toch is Aristoteles genuanceerder dan Socrates over de motieven die het handelen van de mens bepalen : ook karaktersterkte en inzet zijn verijst.

Lees meer...

Situering

  • Is lid van de Academie van Plato ; volgt er 20 jaar les
  • Word privé-opvoeder van Alexander de Grote
  • Richt eigen school op = Lyceum
    • Nieuwe kijk op natuur, mens en wereld
  • Bekend leraar en onderzoeker en realist ( grote verzamelingen )
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen