Menu

Plato ( 427- 347 voor Chr. )

1. Situering

  • Rivaliteit tussen Plato en Diogenes
    • Diogenes : cynische denker
      • Sluit aan bij 1ste moment van Socratische leer
      • Verzet zich tegen bestaande instellingen
      • Heeft niet de drang waarheid te zoeken
    • Plato : zoekt waarheid
      • Volgt 2de moment v/d socratische leer op.
  • Plato is in de ban van Socrates’ filosofie
  • Meest invloedrijke denker uit de Westerse geschiedenis
  • Plato sticht filosofische school
    • Studenten oefenen Socartische dialogen
  • Schrijft visie neer in een aantal werken  allemaal in dialoogvorm vb. Politei
  • Wil weg van Socrates verder uitwerken
  • Zoekt metafysische omschrijving van “het goede”, “de waarheid”, “het geluk” en hun samenhang = eerste filosofische idealist
  • Werk moraal en politieke filosofie uit


2. De ideeënleer : een dualistische metafysica

Vertrekt vanuit veranderlijke indrukken in de zintuiglijke werkelijkheid

Vb. we zien een MOOI landschap

Vb. we ondervinden een GOEDE daad

Vb. we beleven een moment van GELUK

Vb. we zien een PARRDJE in de wei

  • Paard is een onderdeel van de “paardheid”, kip is een onderdeel van de “kipheid”, appel is een onderdeel van de “appelheid”,… Deze bestaan in realiteit
  • Het ideaal bestaat echt, de ideeën zijn het meest reëel ( eeuwig, onveranderlijk )
  • Zintuiglijke werkelijkheid is een zwakke afschaduwing van dat ideaal
  • Mythe van de grot :
  • Plato werkt dualistische metafysica uit, en zegt dat er 2 werelden zijn :
  • Ideeënwereld
  • wereld van het ZIJN ( Parmenides )
  • ware werkelijkheid
  • transcendente wereld van volmaaktheden
  • bovenzintuiglijk en enkel toegankelijk voor het denken, de geest
  • opperste idee = idee van het schoongoede ( kaloskagathos )
  • stoffelijke, werkelijke wereld
  • wereld van het WORDEN ( Heraclitus )
  • zintuiglijk waarneembare wereld is wereld van veelheid en veranderlijkheid
  • het is een zwakke schaduw van de ideeënwereld ( ware werkelijkheid )


3.Mensbeeld

  • dualistisch mensbeeld
  • stoffelijk lichaam + verheven ziel
  • ziel komt bij de geboorte uit de ideeënwereld naar het lichaam en heeft tevoren alle volmaaktheden gezien
  • bij het zien van onvolmaaktheden in de stoffelijke wereld, wordt het volmaakte opnieuw wakker geschud
  • de mens kan door oefening eeuwige ideeën ontdekken = levensopdracht


4. Moraal

“ Wat is goed?” “Wat is kwaad?”

  • ontwerpt moraal vanuit de metafysica
  • hoogste idee , is idee van schoongoede
  • het goede leidt tot een objectief, reëel bestaan
  • ethisch objectivisme <-> relativisme van de sofisten
  • elke mens verlangt naar geluk = de ziel had in een vroeger bestaan contact met het “absolute goede”
  • absoluut geluk is transcendent => behoort tot ideeënwereld


5. Staatsleer

  • Plato maakt analyse van menselijke ziel om over te gaan naar zijn staatleer Menselijke ziel bestaat uit 3 delen :
    • het redelijke deel
    • het eerzuchtige, vurig deel
    • het begerend deel
  • moeten in onderlinge harmonie functioneren : wijsheid ; dapperheid en matigheid moeten worden beoefend
  • voorkeur Plato = redelijke deel
  • Vanuit de psychologie werkt hij aan de politiek :
    • filosofen : wijzen beoefenen de wijsheid
    • soldaten : trainen in dapperheid
    • boeren : arbeiders moeten verlangen en driften in toom houden via matigheid
  • Plato schrijft “het ideaal” politiek regime :
  • Filosofen ( wijzen ) moeten de stadstaat regeren ; enkel zij weten wat goeden rechtvaardig is
  • Soldaten vervullen een politionele taak ; moeten veiligheid garanderen ; geen inspraak
  • Boeren en arbeiders moeten mensen van een hogere stand voorzien van dagelijkse materiële behoeftes ; moeten gehoorzamen


6. Besluit

  • Plato heeft geprobeerd de waarheid te redden en veilig te stellen
  • Waarheid buiten wereld plaatsen
  • Grote invloed op westers denken
  • Uitgesproken scheiding tussen het goede ( de geest, het denken ) en het slechte ( het aardse, materiële, lichamelijke )

Lees meer...

Socrates ( 469 – 399 Voor Chr.)

1. situering

  • Zwerft rond in Athene
  • Laat geen geschriften na
  • Stelt mensen vragen over verschillende onderwerpen
    • Elk antwoord is aanleiding tot het stellen van nieuwe vragen
  • Iedereen haatte Socrates door zijn lastige vragen
  • Aangeklaagd :
    • Goddeloosheid
    • Slechte invloed op de jeugd ter door veroordeeld -> gifbeker
    • Misprijzen van de wetten
  • Socrates verschuift ( zoals de Sofisten ) de aandacht van de filosofie naar de mens zelf.
  • De ethische problemen en gestaagd leven stond op de eerste plaats. Via concrete
  • vragen wil hij tot algemene principes komen rond het handelen van de mens.
  • Intellectueel inzicht zou zorgen voor een geslaagd en gelukkig leven.


2. Methode : het socratisch gesprek

  • Socrates wil zijn gesprekspartner in 2 momenten tot zichzelf laten komen :
  • 1ste moment : de ironie ( elenktiek )
  • Socartes stelt ingewikkelde vragen en gaat steeds dieper in op gegeven
    antwoorden die elkaar tegenspreken. Hij besluit “ken u zelf”.
  • 2de moment : het opbouwend moment ( maieutiek )
  • Moment van geestelijke bevalling
  • Mens wordt aangezet om naar de waarheid opzoek te gaan

3. Socrates en het menselijk geweten ( daimonoin )

  • Menselijke ziel heeft morele waarde
  • Geweten wordt wakker geschud
  • Mens moet zoektocht naar absolute waarheid benaderen
  • Zoeken is dagelijkse opdracht

4. Een intellectuele ethiek

  • De mens staat centraal
  • “kennis leidt to deugd”
  • Verkeerd handelen = intellectuele fout
  • Socrates brengt grenzen van het menselijke kennen aan

5. Politieke filosofie

  • Politieke leiders moeten ook moreel ontwikkelde figuren zijn
Lees meer...

De Sofisten

  • Sofisten / wijze mannen trokken rond
  • Sofisten werden geconfronteerd met de wisselende posities van de
    natuurfilosofen
  • Protagos & Gorgias -> belangrijkste Sofisten
    • Absolute waarheid bestaat niet
    • Dwarsliggers in het Europese denken
  • Prediken van intellectueel en moreel relativisme en subjectivisme : de mens
    is een maatstaf van alle dingen
    • Kennis is subjectief
    • Kennis is relatief
  • Sofisten zijn meesters in de kunst van het woord
    • Debat
    • Kunst om te overtuigen = retoriek
  • Overtuigingskracht leidt tot macht en recht om macht uit te oefenen

De volgende filosofen proberen opnieuw te zoeken naar “de echte waarheid”. De dissidente visie verdween.

Lees meer...

De natuurfilosofen op zoek naar een oerstof of naar een ordenend principe

Eerste filosofen = pre-socratici = natuurfilosofen

  • Natuur werd gedemythologiseerd
  • Zoeken naar oerstof of ordenende principes

1ste denkpiste : aan de basis van de hele werkelijkheid ligt een fysische oerstof

Thales van Milete ( ca. 600 voor Chr.)

  • Zoekt eenheid achter veelheid -> waar komt de natuur vandaan?
  • Oerstof = water


Anaximenes van Milete ( ca. 550 voor Chr. )

  • Oerstof = lucht


Atomosisten ( vb. Democrius ) (ca. 460 – 370 voor Chr. )

  • De wereld is een samenspel van stoffelijke lichamen die opgebouwd zijn uit atomen ( onscheidbare deeltjes )
  • Eerste materialistische denkers -> stoffelijke basis is de hele werkelijkheid


2de denkpiste : aan de basis van de hele werkelijkheid ligt een mathematisch of wettig oerprincipe

Heraclitus van Efese ( ca. 500 voor Chr. )

  • Werkelijkheid is proces van verandering, van “eeuwig worden”
  • Dialectisch proces : voortgang gebeurd door overgang tussen tegengestelden
  • Onzichtbare logos : inwendig principe van evenwicht
  • Persoonlijke ethiek
  • Natuurwet = zoeken naar wetmatigheden binnen de veranderende natuur


Parmenides van Elea ( ca. 500 voor Chr. )

  • De werkelijkheid is een vanzelfsprekende, logische waarheid
  • Het “zijn” is onverwoestbaar, ondeelbaar en eeuwig
  • Doet aan meta-fysica -> “het denken”


Elke beweging is onmogelijk

  • grote filosofische problemen
  • ontstaan van 2 filosofische stromingen :


1. rationalisme :

Kennis door rationeel denken. Bv. parachutemoord

2. empirisme :

Kennis door empire, via waarnemingen met 5 zintuigen vb. ik heb jou zien stelen

BESLUIT : De eerste filosofen zijn pre-socartisci of natuurfilosofen, en zijn erin geslaagd de mythologie te ontkrachten. Ze zoeken nieuwe rationele verklaringen voor het ontstaan van de natuur. Hun kennis is onsamenhangend en verwarrend.

Lees meer...

De Griekse filosofie

    • Filosofie brengt rationeel verantwoorde uiteenzettingen
    • Dialoog ( redenering wordt opgebouwd met pro’s en contra’s )
    • Individueel bewustzijn
    • Mens beheert mee het gebeuren
  • Filosoof maakt de mens bewust en kritisch. Maar de mens wordt ook weggerukt uit de geborgenheid van de mythe. Mens blijft zoekend, vragend en onzeker achter
Lees meer...

De mythologie

= Tijdsperk voor het filosofisch denken, werd bekend door schrijvers en dichters vb. Sophocles en Euripides

  • Mythe verteld een verhaal, gewijde geschiedenis
    • Oorsprongverhaal moet verklaring geven voor het ontstaan van mensen, dieren, leven, dood en natuurfenomenen
  • Mythe wordt gezien als een ware geschiedenis
    • Grijpt terug naar Goddelijke oorsprong
  • Mythe biedt totaalzicht in werkelijkheid
    • Mens krijgt totaalbeeld en begrijpt de werkelijkheid

=> door de mythe verstond de mens zijn oorsprong en plaats in de wereld. Het bracht een gevoel van veiligheid.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen