Vormen van ontwikkeling
Het is eigen aan levende wezens . De ontwikkeling werd vanuit verschillende invalshoeken bekeken:
- Cognitieve – Jean Piaget
- Sociale – Robert Selman
- Psychosociale – Erik Erikson
- Morele – Lawrence Kohlberg
We gaan dieper in op de morele ontwikkeling van Kohlberg.
Morele ontwikkeling
Er zijn verschillende dilemma’s waarover je moreel moet oordelen. Ook jongere kinderen beginnen moreel te redeneren. Kohlberg schetst de evolutie in waarom mensen zo handelen en niet anders.
Er zijn 6 fasen die we groeperen op 3 niveaus. Voor de eerste fasen kan het kind geen antwoord geven en handelt die willekeurig
Religieuze ontwikkeling
De mens vraagt zich steeds af naar de zin van zijn bestaan. Dit typeert het mens zijn. We bezitten een vermogen dat ons tot religieuze omgang met de werkelijkheid kan brengen, daartoe uitgedaagd door vragen die ons door diezelfde werkelijkheid worden gesteld. Wij verlenen de werkelijkheid zin.
Dit heet een religieuze dieptestructuur. Deze dieptestructuur kan verschillende vormen aannemen: ofwel onbewust, of zeer sterk ontwikkeld.
Religieuze ontwikkeling wordt beïnvloed door de interactie tussen wat als mogelijkheden aanwezig is in de mens , zijn manier van omgaan hiermee en de wisselwerking met anderen. Ook fundamentele levensgebeurtenissen kunnen hierop een invloed uitoefenen.
James Fowler – ‘Faith development’
Faith = zingeving en levenshouding. Hoe je in het leven staat met jouw waarden normen en overtuigingen. Het is een hele reeks interacties met zichzelf, de wereld en anderen. Het ontstaat uit een ontwikkelingsproces.
Fritz Oser
Hij heeft aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling van de algemene beoordeling van religiositeit
Hij beschreef het religieuze (wat je overstijgt) als datgene wat boven of onder de alledaagse werkelijkheid en de perceptie is. het maakt mogelijk door te gaan met het leven.
Religious construction = De manier waarop de mensen een verbinding leggen tussen de werkelijkheid en wat die werkelijkheid te boven gaat
De ervaring van het religieuze geeft richting aan het leven van de mens… - ‘das Letzgültige, ‘the
Ultimate’, ‘de laatste geldige’ of ‘God’ Ontwikkeling = Transformaties in de manier waarop de relatie met God worden gedefinieerd
Hij gelooft niet dat de mens een religieus orgaan bezit die zich spontaan ontwikkeld. Mens heeft wel capaciteit tot religie, maar zonder opvoeding wordt deze capaciteit niet uitgebouwd. Hij wil een religieuze opvoeding met als doel : religieuze autonomie.( = existentiële vragen van het bestaan onder ogen zien en hierin een oriëntatie vinden)
Overdracht van geloofskennis brengt nog niet tot religieuze volwassenheid, Informatie wordt opgeslagen en ingepast in een religieuze oordeelstructuur
Hij en Gmünder onderscheiden 6 fasen in de ontwikkeling van het leggen van de relatie tussen de werkelijkheid zoals die zich voordoet en de andere werkelijkheid.
- Stadium 0 – Voorreligieuze zijnswijze
- Verschillende krachten rond en in zichzelf worden niet onderscheiden
- Stadium 1 – Deus ex machina-perspectief
- Een ogenschijnlijk vastgelopen situatie oplossen door God ten tonele te voeren
- De almacht en autoriteit van God overheersen. De mens is heteronoom
- Stadium 2 – Do ut des-perspectief
- Eigen initiatief van de mens krijgt een plaats
- Door bepaalde activiteiten kan de mens invloed uitoefenen op God
- Wederkerigheid, Voor wat, hoort wat…
- Stadium 3 – Deïsme perspectief
- God staat los van de autonome mens
- Twee-rijken-leer
- God grijpt niet (meer) in in het leven van mensen
- De mens wendt zich af van God of is een toegewijd gelovige
- Stadium 4 – Perspectief van de correlatie, de autonomie van de mens en aanvaarding van het Absolute (God) gaan samen
- God geeft de mens de vrijheid of zelfstandigheid
- De mens kan in alle vrijheid beslissen of hij meewerkt aan het heilsplan van God
- De mens voelt zich als een partner verbonden met God
- Stadium 5 – Perspectief van religieuze autonomie en absolute intersubjectiviteit
- Mens en God staan in directe relatie met elkaar
- Vanuit een echte omgang met de Ultieme kan men zijn vrijheid beleven.
- Een model van religieus cognitieve stijlen
- Het is niet alleen belangrijk of iemand gelooft, maar ook hoe iemand gelooft
Gordon Allport: onderscheid tussen intrinsieke (om het geloof zelf – niet onverdraagzaam) en extrinsieke gelovigen (geloven om niet religieuze motieven – talrijker - onverdraagzamer).
Aandacht verschuift naar hoe mensen met geloof en geloofsinhouden omgaan.
Wulff - Hutsebaut: ontwikkelde een post-kritische geloofsschaal (PKG) hierdoor krijgen we zicht van hoe mensen met geloof omgaan. Omgaan met de religieuze werkelijkheid wordt bepaald door twee loodrecht op elkaar staande assen,
- die vier velden definiëren als telkens een combinatie van deze assen of
- vier brillen of
- vier religieus cognitieve stijlen
NB. Dit model is een typologie… niemand is een zuiver type…
Orthodoxie = de letterlijke gelovigen, willen het geloof onderstrepen en beschermen, ze lopen het risico het geloof op een rigide manier te beleven en zelfs onverdraagzaamheid en in extreme gevallen fundamentalistisch te worden in opvattingen.
Externe kritiek = de letterlijk ongelovigen, ze worden even letterlijk gelezen, maar meteen afgewezen. Ze willen bewijzen dat het vals is. ze geloven niet in symbolische vormen.
Relativisme = de ongelovige, symbolische houding. Ze geloven niet in een werkelijkheid buiten de mens. Ze beseffen dat alles dat over God, de mens en de wereld gezegd wordt interpretaties zijn. ‘iedereen gelooft wat die wil, als men elkaar maar respecteerd.’