Inleiding
- Gepubliceerd in Filosofie
- Reageer als eerste!
Empirisme = een filosofische stroming die alle kennis uit de ervaring van de zintuigen afleidt
Empirisme = een filosofische stroming die alle kennis uit de ervaring van de zintuigen afleidt
De eerste grote rationalist was René Descartes (1596-1650). Hij leefde in een wereld waarin de natuurwetenschappen (fysica, astronomie) zich enorm aan het uitbreiden waren, en die uitbreiding beïnvloedde zijn filosofie.
Naast zijn bijdragen aan de meetkunde, de optica, de geneeskunde en de fysica is hij als filosoof vooral bekend door zijn essay Discours de la Méthode en zijn Méditations.
Méditations
Descartes begint met een methodische twijfel (twijfel als methode, als weg om tot de waarheid te komen) om te zien of er iets, waaraan uiteindelijk niet meer getwijfeld kan worden. De twijfel begint met de zintuiglijke waarneming.
‘’Ik denk, dus ben (besta) ik.’’
Hier houdt de twijfel op, en van hier moet ik opnieuw beginnen om rationeel een werkelijkheid op te bouwen. Dit is voor Descartes het eerste principe van de filosofie.
Zolang ik denk, besta ik, en om te denken heb ik een ziel nodig. Ook zonder lichaam zou ik nog kunnen denken en dus bestaan. En waarom ben ik zo zeker dat ik denk? Omdat het ‘’clair et distinct ‘’ is, duidelijk en van de rest onderscheiden. We moeten dus op zoek gaan naar ‘’des idées claires et distinctes’’ want die alleen zijn waar.
Des idées claires et distinctes
(1) het bestaan van God
→ het is toch evident dat God bestaat?!
De Godsidee kan ik mezelf niet gegeven hebben, want ze bevat de volmaakte realiteit, die ik niet bezit. Dus moet God zelf de oorzaak zijn van dit idee. De idee van God is dus het bewijs van Zijn bestaan. God bestaat en is per definitie waarachtig. Daaruit volgt dat alles wat ik klaar en duidelijk ken, waar moet zijn.
(2) het bestaan van de materiële wereld
We hebben een klare en duidelijke voorstelling van deze wereld, dus bestaat ze.
Opmerking
Leibniz pagina 52-53 lezen
Door de algemene crisis van het gezag (keizer, paus) komt het tot een nieuwe kijk op de wereld, waarvoor een nieuw filosofisch denken nodig zal blijken. Dit denken, dat nier meer, of veel minder, aan kerkelijke dogma’s gebonden is, vindt vooral steun in de ontwikkeling van de wetenschappen, waarin het onafhankelijke menselijke verstand en/of de zintuigen een centrale rol zullen spelen.
Pas in de 18e eeuw, onder de radicale mechanische materialisten, vinden we uitgesproken atheïsten terug. Op hun vakterrein ging het er toen vooral om na te gaan:
Rationalisten = namen aan dat we de waarheid door ons verstand, onze ratio konden vinden
→ Descartes, Spinoza, Leibniz, Wolff
Gods bestaan kan je niet bewijzen, dat moet je geloven. Filosofie (logisch denken) heeft niets te maken met theologie. Je moet geen onnodige bewijzen zoeken. Als je iets zonder hypothese kan verklaren, moet je dat ook doen. Deze stelling werd heel belangrijk voor het wetenschappelijk onderzoek.
Het bezit van geld en materiële goederen is toegestaan. Hij vertrekt vanuit het natuurwetprincipe dat de Schepper de goederen aan de mens heeft aangeboden met de bedoeling om deze te nuttigen. De Schepping zou voor iedereen zijn, dus het particuliere privé-eigendom moet gerelativeerd worden. Hij stelt de inkomensverschillen in vraag. Als men ervan uitgaat dat deze goederen ten goede kunnen komen aan heel de samenleving, dan is het zo dat interest verboden zou moeten worden. Hij argumenteerde dat geld een ruilmiddel is en geen gebruiksmiddel. Met andere woorden, men moest voor het gebruik van geld geen bijkomende gelden vragen → islamitische houding
Thomas van Aquino (1225-1274) speelde voor het Westen de rol die in de Oudheid voor het laatst door Aristoteles gespeeld was. In zijn werk werd de hele filosofie van Aristoteles zo overtuigend met de christelijke leer verbonden, dat nog in 1879 de katholieke kerk het neothomisme tot de officiële filosofie van alle katholieken kon uitroepen.
Thomas doceerde in Keulen, Bologna, Rome en Napels. Hij trachtte als eerste een scherpe grens te trekken tussen geloven en weten. Door de Openbaring (de Bijbel) en de leer van de kerk leren we de eeuwige waarheden kennen, waaraan we moeten geloven.
Voor de geschiedenis van de filosofie is Thomas vooral belangrijk door zijn systematisatie van alle wetenschap en door de grote plaats die hij inruimt voor het kritisch denken.