Physical and Cognitive Development in Adolescence
- Gepubliceerd in Sociologie
- Reageer als eerste!
Puberty: The End of Childhood
Adolescentie begint gebruikelijk met het begin van de puberteit. Eerst komt de adrenarche op gang, waarbij de bijnieren beginnen met het afscheiden van androgenen tussen 6-9 jaar. In dit stadium voelen mensen aantrekkingskracht tot het andere geslacht. Twee tot vier jaar later gaan de gonaden meedoen en komt er tevens een tweede golf androgenen uit de bijnieren. Wanneer dit precies gebeurd lijkt af te hangen van leptinespiegels en dus van gewicht. Puberteit begint eerder bij mensen met overgewicht. De grote hoeveelheid emoties en chagrijnige buien wordt aan de hormoonveranderingen toegekend, maar sommige wetenschappers stellen dat geslacht, leeftijd, temperament en timing van het begin veel meer invloed hebben. Puberteit begint bij meisjes eerder dan bij jongens. Het begin van de puberteit volgt een seculaire trend (trend die gezien kan worden als men meerdere generaties observeert) en vind steeds vroeger plaats. Dit komt waarschijnlijk door de betere voedingstoestand in de westerse wereld aangezien de puberteit in onontwikkelde landen later begint. De relatie met de vader speelt mogelijk ook een rol. Als aangeboren preventiemechanisme tegen incest raken vrouwen niet opgewonden van de feromonen van hun vader in tegenstelling tot die van andere mannen. Dit heeft als gevolg dat de puberteit later begint als een meisje een hechte band met haar vader heeft.
Meisjes maken de groeispurt eerder door dan jongens, waardoor ze een tijdje langer en sterker zijn. Het bekken verbreed en er komt meer vetophoping. Bij jongens worden de schouders breder en armen en benen langer in verhouding tot de romp. Vrijwel iedere spier en ieder bot wordt beïnvloedt door de groeispurt en volgt zijn eigen groeischema, waardoor het lichaam tijdelijk uit proportie kan raken. Zelfs het oog groeit sneller, wat bijziendheid kan veroorzaken. Aan het eind van de groeispurt is men seksueel volwassen. Seksuele volwassenheid wordt bij jongens gekenmerkt door de spermarche, meestal als gevolg van een natte droom en bij meisjes door de menarche. De menarche kan beïnvloedt worden door genetische factoren; lichamelijke, zoals veel sporten of overgewicht; emotionele factoren; en omgevingsfactoren zoals intoxicaties. Adolescenten kunnen moeite hebben met hun veranderingen als deze afwijken met betrekking tot leeftijdsgenoten, als ze de veranderingen niet als voordeel zien en als stressvolle gebeurtenissen tegelijkertijd optreden.
The Adolescent Brain
De hersenen ondergaan in de adolescentie weer een grote reorganisatie. Deze begint waarschijnlijk onder invloed van de geslachtshormonen die vrijgegeven worden. Met name de frontaalkwabben groeien sterk, met als gevolg dat het vermogen te rederen, emoties te beheersen en impulscontrole toenemen. Na de groeispurt worden ongebruikte verbindingen afgebroken en weer nieuwe gevormd. Myelinisatie gebeurt van voor naar achter, terwijl ontwikkeling van neuronen in omgekeerde richting plaatsvindt. Emoties worden met name in de amygdala verwerkt terwijl dit bij volwassenen met name in de frontaalkwabben plaatsvind. Dit is de reden dat emoties bij adolescenten de overhand kunnen krijgen; ze kunnen ze minder goed beïnvloeden dan volwassenen. Onderontwikkeling van frontale systemen geassocieerd met motivatie, impulsiviteit en verslaving, kan het roekeloze gedrag van veel pubers verklaren, alsmede het feit dat ze zich geen lange termijndoelen kunnen stellen.
Physical and Mental Health
Adolescentie komt weer met een heel scala aan lichamelijke en geestelijke problemen. Armere kinderen hebben ook hier weer meer problemen dan rijkere kinderen. Lichamelijke inspanning verminderd onder adolescenten in tegenstelling tot de periode hiervoor. Een groot deel krijgt niet genoeg inspanning. Veel adolescenten krijgen te weinig slaap en dit wordt weer geassocieerd met moeheid overdag, depressie en lage zelfwaarde. Dit kan komen doordat het biologisch ritme in de adolescentie veranderd en men later moe wordt en later wakker wordt. Aangezien de scholen vroeg beginnen ontstaat er discrepantie tussen ritme en schooltijden. Uitslapen en slaap inhalen verergerd het probleem alleen maar. Eetstoornissen zijn ook problemen die regelmatig voorkomen onder adolescenten. Overgewicht is met name een toenemend probleem, wat leidt tot veel gezondheidsklachten, zowel lichamelijk als emotioneel.
Er is waarschijnlijk een genetische basis voor overgewicht, maar de voornaamste oorzaak blijft te weinig beweging. Diëten werkt vaak averechts.
Het omgekeerde kan ook gebeuren en gebeurt met name bij mensen die onzeker zijn over hun lichaamsbeeld. Meisjes hebben het vaker dan jongens omdat ze door de toename van vetweefsel in de puberteit ontevredener raken over hun lichaam in tegenstelling tot jongens die er alleen maar spiermassa bij krijgen. Houdingen van de ouders en invloed van de media speelt een grote rol, alsmede verzeild raken in een sport als dansen, turnen en kunstschaatsen.
Anorexia ontstaat vaak bij kinderen die door hun ouders als ideaal omschreven worden. Vaak kunnen ze goed leren en zijn perfectionistisch. Symptomen zijn extreem gewichtsverlies waarbij nog steeds gelijnd wordt, veel sporten en stoppen van menstruatie. Er spelen zowel genetische als omgevingsfactoren een rol. Hersendelen voor visuele zelfperceptie en eetlust zijn mogelijk aangedaan. Ook psychologische factoren als angst om op te groeien spelen een rol. Anorexia is een aandoening die zowel bewust als dwangmatig is. Bij boulimia doen zich minstens twee keer per week drie maanden lang vreetbuien voor die men daarna ongedaan probeert te maken door kotsen, schijten of excessief lijnen. Schaamte, zelfhaat en depressie begeleiden deze eetgewoonten. Ze hebben een lage zelfwaarde en een geschiedenis van gewichtsschommelingen, lijnen en veel sporten. Ook komen vreetbuien op zichzelf wel voor. Anorexia en boulimia tonen soms overlap. De oorzaak kan mogelijk een lage serotoninespiegel zijn. Een psychoanalytische verklaring is dat boulimiapatiënten hun honger naar liefde en aandacht proberen te stillen door veel te eten.
Behandeling van beide aandoeningen geschiedt met name door cognitieve gedragstherapie en in ernstige gevallen opname. Het belonen van eten is bij anorexia belangrijk. Familieinterventie kan van de hand gedaan worden, omdat adolescenten naar autonomie streven, maar dit is wel een belangrijk onderdeel van de behandeling. Een derde van de anorexia patiënten stopt met de behandeling voor een goed gewicht bereikt is. Boulimiapatiënten doen het beter omdat zij graag behandeling willen.
In de puberteit gaan jongeren ook meer drugs gebruiken. Dit is gevaarlijk voor jongeren omdat delen van de hersenen zich nog aan het ontwikkelen zijn. Met name snuiven komt veel voor bij jongere pubers, omdat makkelijk aan lijm, benzine, enz. te komen is.
Risicofactoren voor drugsgebruik zijn onder andere: moeilijk temperament; slechte impulscontrole en neiging naar sensatie; invloed vanuit de familie; gedragsproblemen; slechte schoolprestaties; afstoting; associëren met drugsgebruikers; vervreemding en rebellie; milde houding t.o.v. drugs; en vroeg begin van drugsgebruik. Het begint vaak met druk van leeftijdgenoten. Softdrugs worden gatewaydrugs genoemd, omdat ze vaak leiden tot het gebruik van harddrugs.
Depressie in adolescentie kan komen met symptomen van verveling, irritatie en het onvermogen plezier te maken. Het hoeft niet per se met neerslachtigheid gepaard te gaan. Meisjes zijn vaker aangedaan dan jongens, helemaal als ze er vroeg bij zijn. Stress, problemen thuis, chronische ziekten en angst voor sociaal contact dragen ook bij. SSRI’s en cognitieve gedragstherapie zijn de behandeling van keus. Doodsoorzaak nummer een in de adolescentie zijn ongelukken. Het roekeloze gedrag van pubers draagt hier ongetwijfeld aan bij. Zelfmoord is nog een voorname doodsoorzaak onder adolescenten. Meisjes denken hier vaker over na, terwijl jongens vaker daad bij het woord voegen. Vaak heeft het slachtoffer problemen met de wet, met school of met gedrag. Ze voelen zich waardeloos en slechte impuls controle voor stress en frustratie. Vaak zijn ze vervreemd van hun ouders. Hotlines en screening zijn de beste interventie technieken, maar hebben echter weinig succes.
Aspects of Cognitive Maturation
Rond de leeftijd van 11 jaar wordt het formeel operationaliseren bereikt. Het kind is in staat abstract te denken.
Men is nu instaat hypothetisch-deductief te redeneren, wat wil zeggen dat een abstracte hypothese ontwikkeld kan worden en het kind deze door middel van een experiment kan testen (pendulum problem van Piaget). Formeel redeneren ontwikkelt zich door veranderingen in de hersenen, maar ook door juiste stimulatie. Interactie met leeftijdgenoten die elkaars vermogen om te redeneren uitdagen is hier heel belangrijk bij. Wanneer het stadium bereikt wordt is wel afhankelijk van scholing en cultuur. Kritiek op de theorie van Piaget focust zich op de feiten dat veel volwassenen niet in staat zijn formeel te operationaliseren, er kinderen zijn die dit wel kunnen en er weinig aandacht aan omgevingsfactoren wordt besteedt. Ook toename in informatieverwerkingscapaciteit, meer kennis en metacognitie wordt niet meegerekend.
Omdat formeel operationaliseren heel nieuw is voor pubers kunnen ze nog steeds onvolwassen en irrationeel denken. Dit uit zich op zes karakteristieke manieren. De eerste is idealisme en kritiek. Jongeren zijn in staat een ideale wereld te vormen en zien zo hoeveel er mis is met de echte wereld. Als tweede argumenteren ze belachelijk veel om hun gelijk te krijgen. Als derde zijn ze moeilijk in staat een beslissing te nemen. Als vierde zijn ze niet op de hoogte van hun eigen hypocrisie (opkomen voor het milieu, maar de auto niet laten staan). Als vijfde zijn ze zelfbewust en denken ze dat iedereen aan hun denkt, het zogenaamde imaginary audience verschijnsel. Dit verschijnsel blijft in geringere mate aanwezig op volwassen leeftijd. Als zesde voelen ze zich speciaal (personal fable) en denken ze onkwetsbaar te zijn. Dit leidt tot veel risicovol gedrag en kan bestaan tot op de volwassen leeftijd. Discrepantie is gevonden met betrekking tot dit feit aangezien tieners zichzelf als kwetsbaarder zien voor veel risicofactoren dan volwassenen.
Er vinden tijdens de adolescentie veranderingen in informatieverwerking plaats. Deze veranderingen zijn zowel structureel als functioneel. Structurele veranderingen behelzen veranderingen in verwerkingscapaciteit en kennis. Kennis kan onderverdeeld worden in declarative kennis, wat uit feitelijke kennis bestaat; procedurele kennis, wat iemands aangeleerde vaardigheden behelst; en conceptuele kennis, weten waarom iets veranderd of hetzelfde blijft. Functionele verandering behelst processen als geheugen, redeneren en andere informatieverwerking.
Taalvermogen neemt ook verder toe. Jongeren zijn in staat abstracte begrippen als rechtvaardigheid en liefde te definiëren. Ze zijn beter in staat het perspectief van een ander aan te nemen en hun taalgebruik aan te passen aan de kennis van deze persoon.
Moreel redeneren ontwikkelt zich ook verder in de puberteit en Kohlberg heeft hier een mooi schema voor gemaakt. Het eerste niveau is preconventioneel (4-10 jaar) moreel redeneren en bevat de stadia 1 en 2. Het eerste stadium bevat het voorkomen van straf en gehoorzaamheid. Het tweede instrumentaliteit en wederkerigheid. Het tweede niveau is conventioneel (na 10 jaar) moreel redeneren en bevat de stadia 3 en 4. Stadium 3 behelst het onderhouden van wederkerige relaties en geaccepteerd willen worden door anderen. Stadium 4 bevat zorgen over de maatschappij en geweten. Het postconventionele stadium bereiken slechts weinig mensen en bestaat uit de stadia 5 en 6. In stadium vijf respecteren mensen mensenrechten, democratie en de wet. In stadium 6 doen mensen waarvan ze denken wat juist is op basis van universele ethische principes. Uiteindelijk gaat het niet om het eindantwoord wat men op morele dilemma’s geeft, maar op de redenatie die achter het antwoord zit. De leeftijden passend bij de stadia zijn zeer variabel. Hoog cognitief functioneren hoeft niet gepaard te gaan met hoog moreel functioneren. Bovendien hangt het er erg vanaf wat iemand bovenaan heeft staan als morele waarde (rechtvaardigheid, zorg, enz.) Ouders hebben ook invloed op het morele redeneren van hun kinderen. Deze komen in een hoger stadium als ouders goed naar de mening luisteren, deze herhalen en verhelderende vragen stellen. Het lijkt als het ware een beetje op scaffolding. Mogelijk zit er genderbias in de test, waarop vrouwen lager scoren, maar research heeft dit nog niet aangetoond. Dit idee komt voort uit dat vrouwen er andere morele principes op na houden dan mannen. Het model is niet geschikt voor toepassing op andere culturen dan de westerse.
Educational and Vocational Preparation
Er zijn een aantal invloeden die motivatie kunnen beïnvloeden. Een hele belangrijke is self-efficacy en ouders moeten dus hun best doen om te zorgen dat kinderen dit ontwikkelen. Dit motiveert beter dan straf en beloning van ouders.
Ook hier zorgt een autoratieve stijl weer voor veel voordelen. Autoritaire ouders willen dat het kind het alleen maar beter doet bij goede cijfers en straffen slechte cijfers af. Permissieve ouders kan het niks schelen hoe het met de cijfers staat. Waarschijnlijk komt het autoratieve effect van grotere betrokkenheid bij de scholing van kinderen. Self-efficacy is ook hoger bij autoratieve ouders. Wat ook uitmaakt, is de invloed van vrienden en klasgenoten. Doen deze het goed, dan zal het kind het zelf ook beter doen. Jongens en meisjes zijn ongeveer even slim, maar meisjes hebben meer vertrouwen in hun academische kwaliteiten. Ze vinden school leuker, halen betere cijfers en slagen vaker. Jongens worden ook strenger gestraft dan meisjes, maar krijgen ook meer aandacht als ze het goed doen op school.
Uiteraard is het ook van belang dat de schoolomgeving in orde is, met goed gemotiveerde leraren die kinderen aansporen wat te bereiken in het leven. Scholen die zich aanpassen aan de behoeften van het individu zorgen ook dat de resultaten beter zijn.
Active engagement is belangrijk om adolescenten op school te houden. Dit betekent op tijd komen, huiswerk maken en regels volgen. Een tweede niveau van selected engagement is vragen stellen en hulp zoeken als er problemen zijn.