Ze benaderen het management op een uitgesproken mensgerichte kijk.
- Organisaties managen ≠ programmeren van een immense machine of computer
- De mens is een te complex, te uniek, te grillig en te onvoorspelbaar wezen
- Ze beïnvloeden elkaar waardoor hun gedrag nog complexer wordt
Er ontstaat een complex mensbeeld.
- De mens heeft een zachte zijde of heeft irrationele logica
- Door de wil en de keuzevrijheid wordt de complexiteit nog groter
- Mensen hebben gedragspreferenties; ze hebben andere waarden, normen,…
Dit beeld heeft belangrijke implicaties voor het aansturen van mensen. Het management vereist hier een veel minder normatief of voorschrijvend karakter.
Mayo deed onderzoek in de jaren ’20 in de Hawthorne fabrieken. Hij stelde vast dat tevreden medewerkers betere prestaties leveren en die tevredenheid heeft te maken met de aanwezigheid van goede intermenselijke verhoudingen.
Follet onderzocht de invloed van het lidmaatschap van groepen op het gedrag van mensen. Het in kaart brengen van (informele) groepsnetwerken binnen de organisatie zou belangrijker zijn om het gedrag van de medewerkers te begrijpen en te sturen.
Maslow, Herzberg en McGregor zochten naar onderliggende motivators van het menselijke gedrag.