Wanneer iemand een onderneming wenst op te richten moet hij de nodige middelen vinden om in nieuwe kapitaalmiddelen te investeren.
Dit kan vb door beroep te doen op andere bronnen vb familieleden, vrienden, de bank… = derden
Een lening bij derde gaat meestal gepaard met de belofte om intrest te betalen voor het gebruik van het geld en om de ontvangen som terug te betalen op een afgesproken tijdstip = vervaldag.
Ook mogelijk: geld van een derde in ruil voor een deel van de toekomstige winsten van de onderneming. In dit geval wordt de derde mede-eigenaar en deelt dus in het bedrijfsrisico.
het financieel systeem vervult een onmisbare rol bij de coördinatie van de beslissingen tot sparen en ontlenen.
Het aanbod van financiële middelen komt van de spaarders. Indien zij deze fondsen rechtstreeks uitlenen, verwerven ze een vordering – veelal in de vorm van een schuldbrief of schuldcertificaat. Spaarders kunnen hun spaarmiddelen ook onrechtstreeks ter beschikking stellen door ze te deponeren bij een bank. In ruil worden ze houder van een deposito.
De vraag naar financiële middelen gaat uit van particulieren, de overheid en ondernemingen. In het algemeen zijn investeringen de drijvende kracht achter de vraag naar financiële middelen.
De intrest = de prijs van een lening maw de prijs die de ontlener betaalt aan de uitlener om tijdelijk over financiële middelen te kunnen beschikken.
De intrestvoet wordt gewoonlijk uitgedrukt als een percentage van de ontleende hoofdsom per tijdseenheid.
Door de lening kunnen gezinnen, ondernemingen,… hun consumptie opdrijven in afwachting van een hoger inkomen later. Hierdoor zijn ontleners bereid meer terug te betalen dan het geleende bedrag.
Volgende figuur stelt de markt voor financiële middelen voor. Op de horizontale as staat het bedrag aan financiële middelen, op de verticale as de prijs ervan, nl de intrestvoet.
Vermits lenen duurder wordt naarmate de intrestvoet hoger is, daalt de hoeveelheid gevraagde financiële middelen met de intrestvoet De vraag naar financiële middelen is bijgevolg negatief geïnclineerd.
Omgekeerd maakt een hoge intrestvoet sparen aantrekkelijker de aanbodcurve voor financiële middelen is positief geïnclineerd daar het aanbod toeneemt bij een stijging van de intrestvoet
Naast de intrestvoet bepalen ook andere factoren de vraag naar en het aanbod van financiële middelen. Toegenomen investeringsopportuniteiten, belastingsvoordelen voor particuliere investeringen… doen de vraag naar fin middelen stijgen.
- de vraagcurve verschuift naar rechts en de evenwichtsintrestvoet en het leningenvolume nemen toe.
een toename van het aanbod van financiële middelen (bv nieuwe belastingsvoordelen voor spaarders) verschuift de aanbodcurve naar rechts
- De intrestvoet daalt en het leningenvolume stijgt.
We beschouwen eerst een fictieve economie waarin spaarders-beleggers 2 alternatieven hebben: vermogen aanhouden in de vorm van geld of in de vorm van obligaties.
De markt van financiële middelen valt hier samen met de obligatiemarkt.
De som van de vraag naar geld en obligaties van de beleggers stellen we voor door
Het aanbod van beide vermogensvormen is gegeven:
In evenwicht zijn beide aan elkaar gelijk
MV + BV = MA + BA
MA – MV = BV - BA
Aan een aanbodoverschot op de ene markt beantwoordt dus een vraagoverschot van dezelfde omvang op de andere markt en visa versa. De intrestvoet waarbij de geldmarkt in evenwicht is verzekert dus ook de gelijkheid van vraag en aanbod op de obligatiemarkt.
In realiteit hebben spaarders-beleggers naast geld de keuze tussen meerdere beleggingsvormen: obligaties en termijnrekeningen met verschillende looptijd, aandelen, onroerende goederen,…
Voor leningen op diverse termijnen komen er specifieke intrestvoeten tot stand:
- Aan de vraagzijde worden deze intrestvoeten bepaald door het rendement van de investeringen die ermee worden gefinancierd, en door de wijze waarop de overheid haar tekorten financiert.
- Aan de aanbodzijde worden ze bepaald door het afwegen door de beleggers van de intrestvoeten, die gewoonlijk stijgen met de termijn van de lening, tegen de duur waarvoor de uitgeleende fondsen niet beschikbaar zijn. (vorderingen kunnen voor hun vervaldag worden verkocht, maar de prijs ervan schommelt over de tijd. De waarde van een vordering voor haar vervaldag is dus onzeker.)
Het monetair beleid heeft in de eerste plaats invloed op de markt voor kortlopende rekeningen.