Menu

Vladimir Lenin (1870-1924)

Russische revolutionair die de leider van de Bolsjewieken werd. Hij voorzag een omverwerping van het huidige bestuur en in plaats daarvan een arbeidersdictatuur. Ook voorspelde hij dat in de rest van Europa dergelijke revoluties zouden optreden door onvrede over de oorlog. Hij was het brein achter de novemberrevolutie in 1917 die van Rusland een uiteindelijk een communistisch land maakte.

Lees meer...

Sovjet van Petrograd

Volksraden bestaande uit afgevaardigden van staakcommissies en legerregimenten die gekozen waren in maart 1917. Er bestonden al meerdere lossen sovjets, bestaande uit fabrieksarbeiders en representanten van socialisten, maar de Sovjet van Petrograd had de macht in heel Rusland, terwijl de andere sovjets maar heel lokaal invloedrijk bleven.

Lees meer...

Union sacrée (Sacred Union)

De overeenkomst tussen Franse leiders van verschillende politieke stromingen om tijdens de Eerste Wereldoorlog samen te werken, afgesproken in augustus 1914. Vanuit alle politieke spectra kwam hulp en overeenstemming, zelfs de socialisten steunden deze nieuwe 'regering' van nationale verdediging. In Duitsland bestond ook een dergelijke regering, het 'Fortbestand'.

Lees meer...

Geesteswetenschappen: het bedrijf

·Aanvankelijk vond hoger onderwijs plaats rond een leraar die leerlingen om zich heen verzamelde. Bijvoorbeeld de klassieke filosofische scholen van Plato, Aristoteles en Epicurus.

·In de Middeleeuwen werd het onderwijs grootschaliger en minder geconcentreerd rond één persoon. In deze tijd ontstonden de eerste universiteiten als centra voor onderwijs. Het doel was om een elite bekend te maken met de gevestigde canon van geniale werken uit het verleden. Onderzoek werd in academies door amateurs verricht.

·In de negentiende eeuw volgde de introductie van de Von Humboldt universiteit en de opkomst van het Bildungsideaal. Het Von Humboldt-systeem werd gekenmerkt door de eenheid van onderwijs en onderzoek en de notie van zuiver wetenschappelijk onderzoek: praktische toepassingen zijn afgeleid van en minder belangrijk dan fundamenteel onderzoek.

·Het Von Humboldt-systeem werd in Amerika geradicaliseerd: daar werd een scherp onderscheid gemaakt tussen de bacheloropleiding gericht op een brede academische vorming en de mastersopleiding gericht op onderzoek.

·Aan het einde van de twintigste eeuw voltrok zich een erosie van gevestigde disciplines (dat wil zeggen: van vakgebieden gekenmerkt door een eigen canon van inzichten, methoden en resultaten).

–Enerzijds: schaalvergroting. Universiteiten gingen in multidisciplinaire verbanden samenwerken met het bedrijfsleven (derde geldstroom) om praktische, maatschappelijke problemen op te lossen (herwaardering van praktisch ten opzichte van fundamenteel onderzoek).

–Anderzijds: schaalverkleining. Onder invloed van het postmodernisme werden disciplinaire canons gefragmenteerd. Opkomst van gespecialiseerde ‘kundes’ (praktisch georiënteerde terreinen van kennis) en ‘studies’ (jonge terreinen van kennis die nog niet de status van een gevestigde discipline bereikt hebben).

·De opkomst van het internet leidt tot de vraag of de toekomstige universiteit een virtuele universiteit zal zijn. Dat lijkt vooralsnog onwaarschijnlijk:

–Het probleem van objectiviteit. Het internet presenteert zich als een onbegrensde, niethiërarchische verzameling informatie, maar is in werkelijkheid geen inhoud- en contextneutraal instrument: het web is onderverdeeld in ‘regio’s’ waartussen weinig of geen communicatie plaatsvindt; zoekmachines bereiken slechts een beperkt deel van het web; de selectie die zoekmachines presenteren is niet representatief: commerciële sites zijn oververtegenwoordigd.

–Het probleem van context. Informatie wordt alleen binnen theoretische (Quine) en sociale (Kuhn) kaders tot wetenschappelijke kennis.

Lees meer...

Feministische wetenschapsfilosofie

1. Vroege vormen van feministische wetenschapsfilosofie (1970-’80)

·Deze wetenschapsfilosofen wilden vormen van mannelijke onderdrukking in de wetenschap ontmaskeren en streden voor gelijkwaardigheid. Hun onderzoek richtte zich op: de herontdekking van het werk van vergeten vrouwelijke wetenschappers; de publicatie van specifiek onderzoek over vrouwen en vrouwelijke aangelegenheden dat genegeerd of verdonkeremaand was; en de manieren waarop wetenschappelijke kennis gebruikt is om vrouwen te onderdrukken (bijvoorbeeld: de zaadcel wordt voorgesteld als actief, de eicel als passief).

·Deze wetenschapsfilosofen streefden naar een herstel van traditionele vormen van wetenschappelijke objectiviteit.

·Beperkingen van deze benaderingen:

–zij veronderstellen onderdrukking in plaats van te onderzoeken hoe die onderdrukking tot stand komt en neigen daarom naar vormen van slachtofferdenken.

–onderdrukking wordt voorgesteld als incidenteel en toevallig in plaats van inherent aan de wetenschap.

2. Hedendaagse vormen van feministische wetenschapsfilosofie ·Deze wetenschapsfilosofen benadrukken de invloed van gender. Gender is geen biologisch gegeven, maar een sociale, culturele notie die de betekenis omvat die geslachtsverschillen gekregen hebben. Zij gaan ervan uit dat traditionele wetenschap zelf en haar opvattingen over objectiviteit door gender bepaald, namelijk mannelijk en onderdrukkend zijn. Strijd voor gelijkwaardigheid zou opname in een systeem betekenen dat ontworpen was om hen te onderdrukken.

·Volgens sommigen van hen is deze mannelijke wetenschap ontstaan omdat verzorgend werk (reproductie en verzorging van kinderen, huishoudelijk werk) aan vrouwen is overgelaten c.q. opgedrongen. Dit heeft twee gevolgen. 1) Als kinderen alleen door vrouwen worden verzorgd, zullen jongens zich niet volledig met degene die hen verzorgt kunnen identificeren. Hun identiteit komt tot stand doordat zij datgene wat zij als vreemd en anders ervaren, onderdrukken. Deze houding komt in alles wat zij doen, dus ook in hun cultuur en wetenschap, tot uiting. 2) Als alleen vrouwen huishoudelijke en praktische taken verrichten, worden mannen afgezonderd in een wereld van abstracte concepten.

·De consequentie van deze scheve taakverdeling is een onvolkomen, mannelijke wetenschap waarin onder andere: subjectiviteit ondergewaardeerd wordt ten opzichte van objectiviteit; een strikt onderscheid wordt gemaakt tussen rede en gevoel; reductionisme, eenvoud en rechtlijnigheid verkozen worden boven holisme en complexiteit; en doodsverachting in plaats van voortplanting als typerend voor de mens geldt. Anderzijds worden activiteiten en belangen van vrouwen als ‘natuurlijk’, met andere woorden als ‘niet-menselijk’, ‘dierlijk’ voorgesteld.

·Deze wetenschapsfilosofen streven naar een meer volkomen en objectieve, vrouwelijke vorm van wetenschap waarin de tegenstellingen tussen subject en object, gevoel en rede, complexiteit en eenvoud enzovoorts dialectisch worden opgeheven.

·Deze wetenschapsfilosofen bouwen voort op ideeën van postmodernisten (ook wetenschap is een ‘verhaal’) en van Duhem, Quine en Kuhn (wetenschap is niet objectief, maar een sociale activiteit die de belangen en opvattingen van een specifieke groep wetenschappers, die bepaalde opvattingen over gender c.q. een theorie reflecteert).

·Beperkingen van deze benadering

–verwetenschappelijking van feministisch onderzoek naar representaties enzovoorts leidt af van maatschappelijke onderdrukking

–waarom is de traditionele wetenschap door gender en niet bijvoorbeeld door klasse, ras, of etniciteit bepaald?

–als de wetenschapsfilosofische uitgangspunten van Duhem, Quine, Kuhn en de postmodernisten worden aanvaard, hoe is het dan mogelijk dat één vorm van wetenschap (de mannelijke) als onjuist wordt bekritiseerd? Antwoord van Harding: het gaat niet om ‘correct’ maar om ‘praktisch nut’ – met name: emancipatie; Anderen: het gaat om het creëren van een eigen paradigma, dat wil zeggen van een nieuwe consensus onder alle wetenschappers over normen, methoden en doelstellingen van onderzoek.

Lees meer...

Postmoderne geschiedschrijving

·Volgens postmoderne filosofen is toegang tot het verleden onmogelijk: er is geen oorspronkelijk verleden waarnaar het geschiedverhaal (de representatie) verwijst, of die de historicus moet of kan reconstrueren.

·Geschiedschrijving is slechts een verzameling van teksten (dat is: bronnen, archiefstukken evenals geschiedwerken) die naar elkaar verwijzen: ‘il n’y a pas de hors-texte’. Het verleden is niets anders dan een kunstmatig geconstrueerde tekst. Voorbeeld: de verhalen die wij horen over de Tweede Wereldoorlog en de jaren zestig: er is een soort standaardverhaal ontstaan, maar er zijn veel verhalen die wij niet horen, of die vergeten zijn. ·Deze opvatting leidt tot:

–Aandacht voor de conventies en gewoonten waar geschiedverhalen vanuit gaan. Volgens Haydn White impliceert de structuur van een geschiedverhaal een bepaald verklaringsmodel en een bepaalde politieke ideologie (roman structuur – idiografische verklaring – anarchistische ideologie; komedie – organicistische – conservatief; tragedie – mechanistisch – radicaal; satire – contextualistisch – liberaal).

–Opgeven van het streven om het verleden precies te reconstrueren zoals het was. Geschiedschrijving gaat meer op fictie lijken. Volgens Simon Schama moet de historicus de lezer duidelijk maken dat het verleden complex, amorf en ontoegankelijk en dat geschiedschrijving onherroepelijk beperkt is door de vooroordelen van de historicus/verteller.

Met dat doel voor ogen schrijft hij bewust onsamenhangende verhalen.

·De constatering van postmoderne wetenschapsfilosofen dat historici slechts verhalen schrijven, is geen rechtvaardiging voor historici om dan maar verhalen te verzinnen: een constatering gedaan in de context van onderzoek naar de uitspraken van historici (in de ‘context of justification’) kan niet dienen als instructie voor historisch onderzoek (voor de ‘context of discovery’).

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen