Menu

Jean-François Lyotard

·De postmoderne toestand houdt volgens Lyotard in het einde van de ‘grote verhalen’, metadiscours. Een metadiscours is een stelsel van uitspraken dat van boven af het nut van wetenschap aangeeft.

·In het verleden zijn er twee belangrijke metadiscours geweest:

–het verhaal van de Verlichting: kennis is gebaseerd op objectieve rede en draagt bij aan de vooruitgang en emancipatie van de gehele mensheid. Twee varianten van dit verhaal: een liberale en een marxistische variant.

–het ‘Bildungs’-verhaal: kennis is gebaseerd op een subjectieve geest en draagt bij aan de spirituele en morele ontwikkeling van individuele volken.

·Deze twee verhalen hebben hun gezag verloren. Het ‘Bildungs’-verhaal door de shoah, het marxistisch verhaal door de Gulag en het liberale verhaal door kolonialisme, excessen van de vrije markt en milieuvervuiling.

·Radicaler nog dan het gezagsverlies: de idee dat wetenschap gerechtvaardigd kan worden door een metadiscours is door de opkomst van de moderne technologie onmogelijk gemaakt. Technologische ontwikkelingen hebben geleid tot specialisatie en de fragmentatie van kennis. Die fragmenten kunnen verhandeld worden. Kennis gaat deel uit maken van allerlei maatschappelijke, economische, politieke processen die gestuurd worden door particuliere ‘verhalen’. In de plaats van de grote verhalen zijn talloze lokale verhalen gekomen.

·De taak van de filosofie in het postmoderne tijdperk is het accepteren (verandering, verbetering is niet mogelijk) en expliciet maken van de vervlechting van wetenschappelijke, maatschappelijke, economische en politieke belangen.

Lees meer...

Jacques Derrida

·Derrida radicaliseerde de opvattingen van Saussure.

·Volgens Saussure ontleent een teken zijn betekenis niet aan een relatie met de werkelijkheid, maar in oppositie tot andere tekens (zie fig. 2). Volgens Saussure is die relatie statisch: gegeven in de structuur van de ‘langue’ op één moment.

·Volgens Derrida is er op één moment niet alleen sprake van één stel opposities, van wat hij ‘différence’ noemt, maar ook van ‘différance’ (opschorting): elk teken draagt tegelijkertijd de sporen van andere opposities met zich mee.

·Derrida breekt met de veronderstelling dat er een ideale interpretatie van een tekst is; interpretatie is een geval van machtsuitoefening van de interpretator die: aangeeft welke opposities gelden (bijvoorbeeld: ‘persoon’ interpreteren binnen de oppositie van man/vrouw, subject/object, blank/zwart of jong/oud) ; en de polen van de betreffende oppositie hiërarchisch waardeert.

·Deconstructie is een strategie om de onhoudbaarheid van vaststaande opposities aan te tonen (destructie) en om andere impliciete hiërarchieën in een tekst expliciet te maken (constructie). Derrida is niet bewogen door de hoop op bevrijding (c.q. vooruitgang, verbetering): het denken kan niet zonder opposities. De enige hoop is die expliciet te maken en verder te fragmenteren, zodat niet één systeem van tegenstellingen dominant wordt.

·Consequenties:

–De auteur is niet de oorsprong van betekenisverlening (dood van de auteur). Teksten ontlenen hun betekenis aan een samenspel tussen ‘différence’ en ‘différance’.

–Een tekst kan niet uit een reële (geografische en historische) context verklaard worden: ‘il n’y a pas de hors-texte’. Teksten en tekens verwijzen uitsluitend naar een hele reeks opposities in andere teksten (intertekstualiteit).

·Het werk van Derrida is een inspiratiebron voor cultural studies: onderzoek naar de rol die representaties spelen in het uitoefenen en verbergen van macht.

Lees meer...

Richard Rorty

·Rorty verwerpt de opvatting van de menselijke geest als een spiegel van de wereld en de daarmee verbonden gedachte dat kennis bestaat uit correcte mentale afbeeldingen van de objectieve buitenwereld.

·Rorty ontleent aan Quine de gedachte dat kennis, ook natuurwetenschappelijke kennis, geen ‘plaatje’ van een objectieve buitenwereld, maar door een geheel van uitspraken (theorie) gekleurd is.

·Buiten de theorie van een groep is er geen ahistorische, niet-menselijke, objectieve, natuurlijke fundering van kennis. Dit betekent dat de traditionele tegenstellingen in de filosofie zoals die tussen subject en object, waar en onwaar, geest en materie, analytisch en synthetisch, geestes- en natuurwetenschap niet vastliggen, maar toevallig en veranderlijk zijn.

·Waarheid is, wat bruikbaar is voor de gemeenschap. Er is geen objectiviteit, alleen maar solidariteit. Rorty noemt zichzelf een pragmatist.

·Filosofie moet de zoektocht naar objectieve waarheid opgeven en streven naar begrip van de ander. De positie van Rorty houdt in dat wederzijds begrip niet mogelijk is op grond van een gedeelde rationaliteit of iets dergelijks. De enige weg is om vanuit je eigen traditie te beginnen en die op te rekken om de positie van de andere in te sluiten in je eigen web van uitspraken. In de woorden van Rorty: ‘[f]or pragmatists, the desire for objectivity is not the desire to escape the limitations of one’s community, but simply the desire [...] to extend the reference of ‘us’ as far as we can’.

·De taak van wederzijds begrip die Rorty aan de filosofie stelt, is een vorm van hermeneutiek. Zijn opvatting van hermeneutiek is ontleend aan Gadamer en Kuhn: hermeneutiek is een gesprek vanuit je eigen ‘horizon’ (Gadamer) tussen incommensurabele tradities (Kuhn).

·Het doel van Rorty’s hermeneutiek is vorming (edification): een beter mens worden door andere mensen en tradities beter te begrijpen in een opbouwend gesprek (edifying conversation).

·Rorty’s notie van ‘edification’ lijkt op Humboldts notie van ‘Bildung’: beide noties verkondigen het ideaal van ‘een beter mens worden’. Humboldts notie van Bildung rustte echter nog op een fundamenteel onderscheid tussen natuur en geest. Het verschaffen van

‘Bildung’ zag hij als de voornaamste taak van de geesteswetenschappen. De natuurwetenschappen bestudeerden daarentegen op een objectieve manier de levenloze natuur. Zoals gezegd, verwierp Rorty zulke onderscheidingen: het onderscheid tussen de natuur- en de geesteswetenschap is toevallig en veranderlijk en berust niet op een onwrikbaar fundament, maar op wat een bepaalde gemeenschap op een bepaald moment bruikbaar acht.

Lees meer...

Michel Foucault

·Foucault kan worden opgevat als een postmoderne wetenschapsfilosoof: de mens is het product van cultureel bepaalde stelsels (‘épistémès’); de rationele wetenschap is slechts één opvatting van wetenschap onder meerdere, namelijk die, die kenmerkend was voor het moderne épistémè; de geschiedenis is een discontinue opeenvolging van incommensurabele épistémès.

Lees meer...

Postmodernisme

·Plaats van het postmodernisme in de wetenschapsfilosofische ontwikkeling: het postmodernisme verwerpt subjectivisme (de gedachte dat er een autonoom, zinverlenend subject is), objectivisme (de gedachte dat er objectieve structuren bestaan) en kritische theorieën (de gedachte dat vooruitgang, verandering en bevrijding mogelijk is).

·Het postmodernisme gaat ervan uit dat er geen diepere zin of objectieve waarheid is – dus: geen hoge kunst (geen ‘Bildung’), geen objectieve wetenschap en geen vooruitgang. Alles is een spel, relatief. Het is een eclectische (citeert uit een grote verscheidenheid van tradities zonder een poging te ondernemen om een nieuwe synthese te creëren), ironische, ontmythologiserende (verwerpt het Bildungsideaal, het onderscheid tussen hoge en lage cultuur en het literaire canon), relativistische (elke cultuur heeft een eigen waarde, geschiedenis is discontinu), apolitieke (actie is zinloos omdat vooruitgang uitgesloten is) stroming.

·Factoren die hebben bijgedragen aan de opkomst van het postmodernisme:

–de moderne consumptiemaatschappij: een zorgeloze wereld waarin niet overleving en strijd, maar vermaak centraal staat.

–het failliet van het communisme: het streven naar vooruitgang en bevrijding leidt alleen maar tot onderdrukking.

–dekolonisatie: nadruk op culturele verscheidenheid.

–opkomst van nieuwe vormen van nationalisme: nationale eigenheid wordt belangrijker gevonden dan universele waarden.

Lees meer...

Bezwaren tegen en gevaren van kritische theorieën

1. Kritische theorieën opereren op grond van een model van de geschiedenis; alles moet vanuit dit model bekeken worden.

2. Ze hebben weinig oog voor de verrassende complexiteit van de geschiedenis en de verschillen tussen mensen.

3. Weinig oog voor de wandaden van links: genocide van Stalin, Mao, Pol Pot, bewondering voor terrorisme, oplopen van een enorme staatsschuld; tegenwoordig zwaait de slinger weer terug.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen